ECLI:NL:TGZRZWO:2014:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 191/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:41
Datum uitspraak: 04-04-2014
Datum publicatie: 04-04-2014
Zaaknummer(s): 191/2013
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Uit de feiten blijkt niet van een weigering tot doorverwijzing naar de uroloog. Met betrekking tot het handelen van verweerder, gelet op zijn onderzoeken, de onderzoeksresultaten van het bloed- en urineonderzoek, en de nadere onderzoeken door de uroloog, neuroloog en de internist-endocrinoloog, oordeelt het college dat verweerders diagnose zorgvuldig tot stand is gekomen en verweerder daarmee binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 april 2014 naar aanleiding van de op 7 juni 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, (gepensioneerd) huisarts, destijds werkzaam te B,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- een tweetal faxberichten van klager van 1 juli 2013;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- de dupliek;

- het proces-verbaal van het op 7 januari 2014 gehouden mondeling vooronderzoek;

- de tijdens het vooronderzoek overgelegde stukken;

- een brief met bijlagen van gemachtigde van verweerder van 10 januari 2014;

- faxberichten van klager van 15 januari 2014, 26 januari 2014 en 31 januari 2014.

2. FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1963, heeft zich sinds september 2010 herhaaldelijk tot verweerder gewend in verband met prostaatklachten.

Verweerder heeft naar aanleiding van klagers klachten op 13 september 2010 een kuur Ciprofloxacine voorgeschreven (500mg / 20 stuks / tweemaal daags 1 tablet). Op 28 september meldde klager zich op de huisartsenpost in verband met aanhoudende klachten. Klager heeft toen gevraagd om verwijzing naar het ziekenhuis. De dienstdoende huisarts heeft klager geadviseerd om de volgende dag naar zijn eigen huisarts te gaan voor herberoordeling.

Op 29 september is klager bij verweerder op het spreekuur geweest en verweerder heeft verlenging van de kuur Ciprofloxacine voorgeschreven (500mg / 20 stuks / tweemaal daags 1 tablet).

Op 6 oktober 2010 heeft verweerder in het huisartsenjournaal vermeld dat de klachten redelijk verdwenen leken, evenals de ongerustheid van klager.

Op 8 oktober 2010 vond een telefonisch consult plaats. Klager had weer klachten en was bang voor een ernstige ziekte. De Ciprofloxacinekuur was nog niet afgelopen. Verweerder nam op in het huisartsenjournaal dat klager bij aanhoudende klachten naar de uroloog verwezen zou worden.

Op 1 november 2010 vond een telefonisch consult plaats waarbij klager meldde reeds bij de uroloog te zijn geweest en een verwijzing nodig te hebben. De klachten waren inmiddels overgegaan. Verweerder heeft een verwijzing voor de uroloog uitgeschreven.

Op 16 november 2010 ontving verweerder een specialistenbericht van de uroloog, voor zover thans van belang, inhoudende:

patiënt bezocht mijn spreekuur zonder verwijsbrief, in eerste instantie met LUTS en perineale pijnklachten. De pijnklachten zijn gelokaliseerd in het scrotum, penis en perineum en bestaan sinds ongeveer een maand. Daarnaast is er sprake van erectiele dysfunctie. Hij had een kuur gekregen van Ciproxin gedurende bijna drie weken. (…)

Bespreking: Bij de tweede controle vertelde hij dat inmiddels de pijnklachten verdwenen waren. Dit consult stond met name in het teken van de erectiele dysfunctie. Bij anamnese blijkt dat er geen vaste relatie is. Een component van psychogene erectiele dysfunctie kan dus zeker een rol spelen. Daarnaast heb ik nog gecounseld over de relatie tussen erectiestoornissen en algehele conditie c.q. risico op hart- en vaatziekten. Voor de screening op hart- en vaatziekten heb ik hem toch in eerste instantie naar u terugverwezen. Ik heb geen controle meer afgesproken.

Nadien heeft klager verweerder bezocht in november, december 2010 en januari 2011 in verband met zijn prostaatklachten.

Omtrent deze consulten werd het navolgende, voor zover thans van belang, in het huisartsenjournaal opgenomen:

29-11-2010 Erectie strn testoster: 8.0* | testostvr : 0.189*

7-12-2010 Erectie strn Consult huisarts

ihv regelm anabolen gebruikt

verlaagd testosteron

co 1m

7-12-2010 Algmene episode Laboratoriumbericht gekoppeld testosteron weer wat

omhoog, geen meh nu nodig wel nog eens co over 3m

11-01-2011 Erectie strn Laboratoriumbericht gekoppeld nu is testosteron nog lager -> su

testoster : 5.8* | testostvr : 0.147*

17-01-2011 Erectie strn Consult huisarts

te laag testosteron

door anabole steroiden in het verleden?

17-01-2011 Erectie strn wil naar VU die onderzoek doet naar mensen mdie

anabolen gebruikt hebben > acc stukje EMD mee

31-01-2011 Erectie strn Consult huisarts

wrsch inderdaad door gebruik ananbolen!

testosteron te kort

01-02-2011 Erectie strn Consult huisarts

houdt het niet uit veel kl van testosteron te kort

TESTOSTERON GEL 10MG/G ZAKJE 5G/ 15 ST /

1D-GE ABR

In juli 2011 berichtte klager aan verweerder dat door de verhoging van het testosteron oedeem in de enkels is ontstaan en een verbetering van de erectiestoornis is uitgebleven. In september 2011 heeft klager contact met verweerder in verband met angststoornis. Verweerder noteerde dat het gesprek ook naar D zal worden verzonden, alwaar klager zich voor dezelfde klachten had gemeld. Verweerder nam in zijn huisartsenjournaal op dat sprake is van normaal testosteronspectrum en relatieve erectiele dysfunctie waarbij psychogene factoren een hoofdrol spelen.

In maart en juli 2012 adviseerde verweerder klager om minder testosterongel te gebruiken. In februari 2013 adviseerde verweerder klager om met een psycholoog te spreken.

Op 25 februari 2013 werd het navolgende door verweerder genoteerd in het huisartsenjournaal:

25-02-2013 Prostatitis Consult huisarts langer dan 20 minuten

meer last van prostaat, ihv hielpen a.b. niets, heeft

vergrote prostaat (gevonden bij mannenkliniek) voelt

niets voor RT heeft daarna altijd nog meer klachten, wil

evt iets om de prostaat te verkleinen gebruiken: nadelen

besproken (heeft al erectiestrn en wat laag testosteron)

ziet daar dan ook van af

wil toch wel een a.b. proberen

COTRIMOXAZOL TABLET 160/800 MG / 14 ST

2D1T”

Op 26 februari 2013 werd het navolgende genoteerd naar aanleiding van een spreekuurconsult:

is ongerust over zijn prostaatkl. Wil graag zo snel mog. doorverwezen worden naar uroloog.

Klachten verergeren. (urine vanmorgen nagekeken, is schoon) eerst kuur de kans geven, mag wel afspr bij urol plannen voor over 1 wk. Wel PSA test doen form ligt klaa

Op 1 april 2013 heeft verweerder de huisartsenpraktijk verlaten in verband met pensionering. Klager heeft tegen de opvolgend huisarts eveneens een klacht ingediend (no. 178/2013) waarop bij afzonderlijke beslissing uitspraak wordt gedaan.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerder klager een te korte medicijnkuur heeft voorgeschreven in verband met prostatitis en geweigerd heeft om klager door te verwijzen naar het ziekenhuis. Daarmee heeft verweerder klagers klachten niet serieus genomen en is er ten onrechte vanuit gegaan dat de erectieproblemen door een te laag testosteron zouden worden veroorzaakt.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat het eerste contact met klager omtrent de prostaatklachten is geweest op 13 september 2010. Verweerder heeft klager een kuur voorgeschreven, die verlengd is tot meer dan 3 weken, omdat de klachten langzaam minder werden. Vanwege het wat langdurige beloop werd er uitgebreid bloed- en urineonderzoek gedaan. Het vervolg zou zijn geweest dat klager naar de uroloog werd verwezen zoals vermeld in het huisartsenjournaal. Daartoe heeft klager op zelf initiatief genomen waarvoor verweerder nadien een verwijzingsbrief heeft gegeven. Klager heeft in 2,5 jaar ongeveer 50 contacten gehad met verweerder en de huisartsenpost. Er is tien keer bloedonderzoek en 9 keer urineonderzoek verricht. Verweerder is de opvatting toegedaan dat klagers anabolengebruik zowel zijn hypogonadisme, erectiele dysfunctie als zijn prostaatvergroting in de hand heeft gewerkt. Verweerder stelt de prostaatklachten van klager lege artis te hebben behandeld.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Dat verweerder klager een te korte kuur voor klagers klachten heeft voorgeschreven blijkt niet uit de stukken. Uit de door verweerder overgelegde recepthistorie betreffende de aan klager voorgeschreven medicatie blijkt dat op 9 september 2010 en op

29 september 2010 Ciprofloxacine is voorschreven, respectievelijk 20 stuks en 40 stuks. Bij een voorgeschreven gebruik van tweemaal daags één tablet is gedurende 30 dagen deze kuur aan klager voorgeschreven. Van een chronische prostaatontsteking is eerst sprake als de prostatitis recidiveert dan wel 3 maanden aanhoudt blijkens de NHG-standaard mictieklachten bij mannen’. Daarvan was destijds nog geen sprake nu klager zich toen voor de eerste keer bij verweerder meldde met prostaatkrachten.

Daarmee mist dit door klager voorgesteld klachtonderdeel feitelijke grondslag en is het ongegrond.

5.3

Dat verweerder geweigerd heeft om klager door te sturen naar de uroloog vindt geen steun in de stukken. Verweerder heeft op 8 oktober 2010 genoteerd dat klager bij aanhoudende klachten zal worden verwezen naar de uroloog. De voorgeschreven antibioticakuur was op dat moment nog niet afgelopen. Dat verweerder het effect van deze kuur wilde afwachten is alleszins te begrijpen. Verweerder heeft overigens nadat klager zich zelf bij de uroloog heeft gemeld alsnog een verwijsbrief geschreven.

Op 26 februari 2013 verzocht klager wederom om een verwijzing. Verweerder heeft toen aangegeven dat hij het effect van de voorgeschreven kuur graag wilde afwachten maar dat klager wel een afspraak voor de volgende week bij de uroloog kon maken. Het college is van oordeel dat uit het voorgaande niet afgeleid kan worden dat verweerder geweigerd heeft om klager door te sturen naar de uroloog.

5.4

Het missen van de juiste diagnose - indien daarvan al sprake zou zijn geweest – is op zichzelf geen klacht die tuchtrechtelijke relevantie behoeft te hebben. Alleen indien zou komen vast te staan, dat de wijze waarop verweerder tot zijn, naderhand onjuist gebleken, diagnose is gekomen in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid, die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht - rekening houdende weer met het hierboven weergegeven toetsingscriterium - kan een dergelijke klacht tot het beoogde resultaat leiden. Daaromtrent overweegt het college als volgt.

In de periode van september 2010 tot en met februari 2013 heeft klager herhaaldelijk contact met verweerder dan wel de huisartsenpost gehad in verband met klagers prostaatklachten. In die periode is tien keer bloedonderzoek en negen keer urineonderzoek verricht. Verweerder heeft patiënt in 2010 bij aanhoudende klachten willen verwijzen naar de uroloog, echter voordat dit geëffectueerd kon worden had patiënt op eigen initiatief al naar de uroloog gegaan.

Na de consulten bij de uroloog heeft de huisarts het testosteron laten bepalen, en toen dit verlaagd bleek dit nogmaals herhaald. Nadat besproken is dat dit mogelijk een relatie zou kunnen hebben met het gebruik van anabole steroïden in het verleden, is patiënt vervolgens verwezen naar een endocrinoloog in E. Deze stelde de diagnose mild hypogonadisme, mogelijk als gevolg van langdurig anabool steroid gebruik.

In september 2011, toen de klachten van erectiele dysfunctie bleven bestaan en er ook sprake was van gevoelige testikels is patiënt onder behandeling gekomen van D.

In februari 2013 is er wederom een periode met prostaatklachten. Deze werd adequaat behandeld met Tamsulosine en antibiotica. Wegens onvoldoende resultaat en ongerustheid van de patiënt vond begin maart weer een controle bij de uroloog plaats.

Met betrekking tot het handelen van verweerder, gelet op zijn onderzoeken, de onderzoeksresultaten van het bloed- en urineonderzoek, en de nadere onderzoeken door de uroloog, neuroloog en de internist-endocrinoloog, oordeelt het college dat verweerders diagnose zorgvuldig tot stand is gekomen en verweerder daarmee binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

5.5

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en

J.M. Komen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.