ECLI:NL:TGZRZWO:2014:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 205/2013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-03-2014 |
Datum publicatie: | 31-03-2014 |
Zaaknummer(s): | 205/2013 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Patiënte, geboren in 1933, verbleef in een hotel ruim 100 kilometer van haar woonplaats. Verweerder werd in consult gevraagd vanwege braken en diarree. De klacht spitst zich toe op (ambulance)vervoer van patiënte naar eigen regio. Oordeel: Op basis van beschreven onderzoek was werkdiagnose gastro-enteritis en advies af te wachten juist. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 31 maart 2014 naar aanleiding van de op 29 juli 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
bijgestaan door C,
k l a a g s t e r
-tegen-
D, huisarts, werkzaam te E,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de repliek;
- de dupliek;
- het proces-verbaal van het op 10 januari 2014 gehouden mondeling vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken waaronder de rapportages van na te noemen gebeurtenissen dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
De klacht betreft de zorg voor klaagster, geboren in 1933. Klaagster logeerde het weekend van 22 en 23 juni 2013 met haar drie dochters in een hotel in F. In de nacht van 22 op 23 juni 2013 omstreeks 04:00 uur is klaagster ziek geworden met braken en diarree. Een van de dochters van klaagster heeft om 07:45 uur contact opgenomen met de huisartsenpost.
Genoteerd is:
“Dochter belt: ze is vannacht ziek geworden, alleen maar braken en diarree. Veel buikpijn onder in de buik vnl. krampen. VG: bekend met hypertensie en bekend met prikkelbare darm, en verhoogd cholesterolgehalte. Voelt zich erg ziek en slap van en veel pijn. Ze krijgen haar niet op de been. Familie krijgt haar niet aangekleed en in de auto zo ziek is ze ervan. Hulpvraag: visite. (…)”
Er werd een visite ingepland met de urgentie U4.
Verweerder heeft vervolgens om 10:00 uur een visite afgelegd. Hij noteerde:
“Veronderstelde gastro-intestinale infectie
Vannacht begonnen met overgeven en diarrhee, nu totaal 4x overgeven en 4x diarrhee, waterdun. Is bij eigen huisarts bekend met buikklachten en obstipatie. Heeft zelfde gegeten als haar dochters, dochters hebben nergens last van Geen plasklachten, urine door huisarts recent onderzocht: Geen UWI Of huisarts maar even een briefje wil schrijven voor liggend vervoer naar B.
Temp 38,2, pols 96/min, sat 97%, RR 1650/90, soepele buik, geen slagpijn nierloges Cor en pulm: gb.
uitleg dat het een selflimiting disease is, veel drinken, 2 domperidon 60 mg. Supps achtergelaten. Advies: Extra dag bijboeken en morgen of overmorgen terug naar huis. Dat is geen optie volgens de wat geïrriteerde dochters.”
In de loop van de dag heeft een dochter van klaagster weer contact opgenomen met de huisartsenpost. Naar aanleiding van dit contact is genoteerd:
“Dochter belt terug: vanmorgen visite geweest van D. Dochter is het niet eens met het beleid, langer blijven in het hotel is geen optie. Familie heeft de verzekering gebeld om mw. met ambulance te laten vervoeren is er een verklaring nodig van de huisarts Hulpvraag: D graag terugbellen of hij alsnog een verklaring wil schrijven.”
Verweerder heeft teruggebeld en kreeg na een paar pogingen om 14:05 uur een dochter aan de lijn.
Verweerder noteerde:
“(…) Verzekering wil ambulancerit naar B wel vergoeden. Moeder heeft intussen nog 1x diarrhee gehad (de 5e keer dus vandaag) en zou nu uitdrogingsverschijnselen vertonen. Dochters kunnen niet bij haar blijven. Dochter klaagt erover dat ik persoonlijk de zetpil niet bij mevr. heb ingebracht. Zij verwijt mij dat ik mijn dokterseed verloochen.
Uitgelegd aan dochter dat mijn diagnose is dat zij een gastro-enteritis is, en dat dat geen indicatie is voor ambulance-vervoer, dus ik ga dat ook niet voor haar aanvragen. Als de verzekering vindt dat dat wel kan gebeuren moet de verzekering maar een ambulance inschakelen. Als mevr. toch een ambulance wil kan ze ook 112 bellen”
Patiënte is die avond met een privéambulance vervoerd. Vanwege mogelijke kans op dehydratie is zij na contact met de huisartsenpost gepresenteerd op de afdeling Spoedeisende hulp van het G ziekenhuis in H. Zij is enkele dagen opgenomen geweest. De conclusie bij ontslag was:
“ Braken en diarree bij voedselvergiftiging danwel virale gastro-enteritis;
Acute nierinsufficiëntie bij 1. met een goed herstel
Hypertensie waarvoor start amlodipine Cognitieve stoornissen n.n.o. al langere tijd aanwezig waarvoor medicatie ondersteuning thuis Chronische buikpijnklachten waarvoor u reeds plannen heeft voor een colonoscopie.”
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij de situatie onjuist heeft ingeschat, door te adviseren nog een tijdje in het hotel te blijven, door te weigeren een ambulance te regelen voor vervoer naar huis of naar het ziekenhuis in de woonplaats van klaagster en door ‘s middags niet te willen komen. Klaagster voelde zich door verweerder in de steek gelaten.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder is van oordeel dat de klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna nog specifiek op het verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Volgens de standaard acute diarree van het Nederlands Huisartsen Genootschap kan in beginsel bij ongecompliceerde acute diarree volstaan worden met telefonisch voorlichting en advies. Bij aanwijzingen voor (dreigende) dehydratie moet de patiënt wel dezelfde dag worden gezien. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als er bij patiënten boven de 70 jaar langer dan een dag waterdunne frequente (meer dan zes keer) diarree is geconstateerd.
Hoewel hiervan (nog) geen sprake was heeft verweerder toch een visite afgelegd.
Verweerder heeft de anamnese afgenomen en klaagster lichamelijk onderzocht. Op basis van dat onderzoek zoals hierboven beschreven bij de feiten was de door verweerder gestelde werkdiagnose gastro-intestinale infectie juist. Ook het advies om nog een dag of twee aan te zien was juist. Hoewel het college begrip heeft voor het feit dat dit advies gegeven de situatie in het hotel niet ideaal was, weegt dit niet op tegen het bezwaar dat is gelegen in het onttrekken van een ambulance aan de regio voor vervoer van patiënte naar haar woonplaats.
5.3
In de loop van de dag heeft een dochter van klaagster nogmaals contact opgenomen met de huisartsenpost. De hulpvraag was toen gericht op het vervoer. Verweerder heeft telefonisch contact opgenomen. Desgevraagd werd verweerder verteld dat klaagster nog maar eenmaal diarree had gehad. Verder werd duidelijk dat de dochters van klaagster niet bij haar konden blijven.
Hetgeen in 5.2 is overwogen met betrekking tot ambulancevervoer heeft voor dat tweede contact nog steeds te gelden. Verder blijkt uit de stukken niet dat klaagster gedehydreerd was. Er wordt alleen gesproken over een dreigende dehydratie. Bij verergering van de situatie had een herbeoordeling van klaagster kunnen worden gevraagd. Maar zover is het niet gekomen. Klaagster is namelijk naar H vervoerd.
5.4
Wat opvalt in deze casus is de stekelige communicatie. Dat klaagster zich door verweerder in de steek gelaten heeft gevoeld schrijft het college daar aan toe en aan het feit dat het hulpaanbod in dit geval onvoldoende aansloot op de hulpvraag. Het ligt in de eerste plaats op de weg van verweerder om duidelijkheid te scheppen over de mogelijkheden en ook de onmogelijkheden van de te bieden hulp. Aan de andere kant dienen de beperkingen in de mogelijk te bieden hulp te worden geaccepteerd. Dat verweerder in dit opzicht in tuchtrechtelijke zin tekort is geschoten is niet gebleken. Bij het mondeling vooronderzoek heeft klaagster in dit verband naar voren gebracht dat zij bij verweerder empathie miste. Verweerder heeft daarop gezegd dat hij dat jammer vindt en zijn excuses daarvoor aangeboden. Meer dan dat kan deze tuchtrechtelijke procedure niet opleveren.
5.5
De conclusie van het college is dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als huisarts behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.M. Komen en
P. Jongerius, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.