ECLI:NL:TGZRZWO:2014:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 121/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:38
Datum uitspraak: 31-03-2014
Datum publicatie: 31-03-2014
Zaaknummer(s): 121/2013
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts. Klager verwijt verweerster ondermeer dat zij de diagnose fibromyalgie niet erkent en dat zij geen belastbaarheidsonderzoek heeft gedaan. Het college oordeelt dat de rapportage aan de daaraan te stellen eisen voldoet en de conclusie voldoende gedragen wordt door de onderliggende gegevens. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 31 maart 2014 naar aanleiding van de op 2 april 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, verzekeringsarts, werkzaam te D,

gemachtigde: mr. drs. A.G. Jansen, verbonden aan UWV te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen en de aanvulling op de repliek met de bijlagen;

- de dupliek;

- de door klager ingestuurde stukken die respectievelijk op 19 en 24 september 2013 door het college zijn ontvangen;

- de door verweerster ingediende stukken die op 19 september 2013 door het college zijn ontvangen;

- het proces-verbaal van het op 7 januari 2014 gehouden mondeling vooronderzoek.


2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1970, was werkzaam als wachtchef in de procesindustrie. Klager is bekend met Diabetes Mellitus type II. Klager heeft gewerkt tot 1 december 2011. Daarna volgde WW. Op 27 februari 2012 heeft klager zich vanuit de WW arbeidsongeschikt gemeld. Op 29 maart 2012 werd klager voor het eerst gezien door een verzekeringsarts voor een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in verband met een beoordeling in het kader van de Wet verbetering Poortwachter. Het oordeel van de verzekeringsarts was dat op dat moment voor de klachten van klager geen duidelijke oorzaak aanwijsbaar was, waardoor klager in het kader van de ziektewet niet langer als arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt.

Op 20 april 2012 werd klager opnieuw gezien op het spreekuur van een verzekeringsarts nadat klager had gemeld nog niet hersteld te zijn. De conclusie van die verzekeringsarts was weer dat klager geschikt was voor het eigen werk.

Klager diende op 2 mei 2012 bezwaar in tegen dit oordeel. Op 23 mei 2012 werd klager naar aanleiding van dit bezwaar voor een verzekeringsgeneeskundig onderzoek gezien door een verzekeringsarts. De conclusie van dit onderzoek was dat er geen reden was om af te wijken van het eerdere oordeel van de primaire verzekeringsarts.

Klager heeft zich per 14 september 2012 vanuit een re-integratietraject opnieuw arbeidsongeschikt gemeld met spier- en gewrichtsklachten en vermoeidheidsklachten.

Klager werd op 18 oktober 2012 gezien door de verzekeringsarts E voor een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in verband met een beoordeling in het kader van de Wet verbetering Poortwachter. De conclusie was:

- belanghebbende is voorlopig arbeidsongeschikt voor eigen werk;

- gegevens bij de behandelaar zullen worden opgevraagd om het verdere beleid te bepalen;

- indien hij geen interventie via behandelaar krijgt dan is het inzetten van interventie via het UWV zeker te overwegen.

Op 26 november 2012 heeft de re-integratiebegeleider telefonisch contact met klager. Voorafgaand aan dit contact heeft de re-integratiebegeleider telefonisch contact gehad met de verzekeringsarts E en met verweerster. De re-integratiebegeleider heeft met klager besproken dat deze via het ziekenhuis begonnen is met conditie op te bouwen met ergo- en fysiotherapie. Dat traject is gestart op 16 november 2012 en loopt tot 27 mei 2012 (bedoeld zal zijn 2013 RTC) De re-integratiebegeleider heeft met klager afgesproken dat hij tegen het einde van dat traject een oproep krijgt van de verzekeringsarts om per toekomende datum een herstel met hem af te spreken.

Op 14 maart 2013 zag verweerster klager in dat kader op haar spreekuur voor een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. In het dossier van klager bevonden zich naast de eerdere rapportages van de primaire verzekeringsartsen en de verzekeringsarts in Bezwaar en Beroep ook brieven van de behandelend reumatoloog van klager van

29 oktober en 5 november 2012.

Verweerster heeft de anamnese afgenomen en klager lichamelijk onderzocht. Aan het eind van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek kwam verweerster tot de conclusie dat klager per 18 maart 2013 geschikt werd geacht voor eigen werk c.q. maatgevende arbeid. Klager was het hiermee niet eens en is in bezwaar gegaan. Dit bezwaar is afgewezen.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster, zakelijk weergegeven:

- dat zij de door de specialist gestelde diagnose fibromyalgie niet erkent;

- dat zij haar persoonlijke belang boven de gezondheidstoestand van klager stelt;

- dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld met grensoverschrijdend gedrag.

De kern van het verwijt is dat verweerster klagers belastbaarheid niet heeft getest.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt dient te treffen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Naar jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege moet een rapportage als de onderhavige voldoen aan de volgende criteria:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

5.3

Kern van de klacht is dat verweerster geen belastbaarheidsonderzoek heeft gedaan. Het college kan daar kort over zijn. Een dergelijk onderzoek bestaat niet als afzonderlijk onderdeel van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De belastbaarheid wordt vastgesteld vanuit de anamnese, het lichamelijk onderzoek naar aanleiding van die anamnese, gegevens uit de curatieve sector en de eerdere beoordelingen.

Uit verweersters verslag van het contact met klager op 14 maart 2013 blijkt dat zij de anamnese heeft afgenomen, lichamelijk onderzoek heeft gedaan, gegevens uit de curatieve sector (informatie van de reumatoloog F d.d. 29 oktober en 5 november 2012) heeft meegenomen en het dossier heeft bestudeerd.

De reumatoloog F heeft klager blijkens de brieven van 29 oktober en 5 november 2012 sportadviezen gegeven en eventueel fysiotherapie. Verweerster heeft het feit dat klager de beoogde therapie niet volgde geduid als onvoldoende herstelgedrag. Nu klager geen medische feiten heeft aangevoerd waarom hij de therapieƫn niet zou kunnen volgen en ook anderszins niet is gebleken dat klager dit niet kon, is de conclusie van verweerster als verzekeringsarts dat sprake is van onvoldoende herstelgedrag gerechtvaardigd.

5.4

Zoals blijkt uit het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek erkent verweerster de diagnose fibromyalgie. In die zin kan dat klachtonderdeel niet slagen. Wel is het college van oordeel dat verweerster in haar rapportage de diagnose fibromyalgie explicieter had kunnen benoemen en had kunnen aangeven waarom dit geen reden is de maatgevende arbeid niet te kunnen verrichten. Dat doet echter niet af aan de juistheid van de conclusie nu deze voldoende gedragen wordt door de onderliggende gegevens.

5.5

De verwijten dat verweerster haar persoonlijke belang boven de gezondheidstoestand van klager stelt en dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld met grensoverschrijdend gedrag heeft klager niet nader onderbouwd en kunnen daarom bij gebrek aan feitelijke grondslag niet slagen.

5.6

De conclusie is dan ook dat de rapportage aan de hierboven genoemde eisen voldoet en dat ook overigens verweerster niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij als verzekeringsarts ten opzichte van klager behoorde te betrachten. De klacht dient dan ook in alle onderdelen als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, E.H. The-van Leeuwen en dr. A.N.H. Weel, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.