ECLI:NL:TGZRZWO:2014:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 003/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:18
Datum uitspraak: 11-02-2014
Datum publicatie: 11-02-2014
Zaaknummer(s): 003/2013
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater in verband met verkeerde diagnose en voorschrijven medicatie. Diagnose blijkt voldoende uit TBS dossier en voorschrijven medicatie was een juiste keuze. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 11 februari 2014 naar aanleiding van de op 10 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek;

- gegevens uit het TBS-dossier;

- brief van klager ingekomen d.d. 23 september 2013;

- brief van klager ingekomen d.d. 19 december 2013.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.


2. FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het TBS-dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is veroordeeld tot TBS met bevel tot verpleging. Hij verbeef sinds november 2009 op de afdeling waar verweerder als psychiater werkzaam is.

Bij klager was sprake van schizofrenie van het paranoïde type waarvoor hij als medicatie Risperdal Consta 25 mg per 2 weken kreeg. Sinds deze medicatie was er geen sprake meer van seksueel ontremd en agressief gedrag.

In de gesprekken met klager kwam naar voren dat hij van mening was dat hij onschuldig is aan het te laste gelegde en dat hij geen psychiatrische ziekte had. Klager vertelde dat hij opgevoed is door pleegouders en de zoon van Kofi Annan is. De prins van Oranje behoort tot zijn kennissenkring. Tevens vertelde hij in Congo al te zijn gewaarschuwd dat hij opgepakt zou worden als hij naar Nederland zou komen.

Er was sprake van grootheidswanen en er waren geen aanwijzingen voor hallucinaties. Verhoging van de medicijnen had geen effect op zijn wanen. In het doen en laten waren er geen problemen.

Vanwege de onmogelijkheid om te resocialiseren in Nederland is er gezocht naar een mogelijkheid om klager terug te laten keren naar zijn land van herkomst. Een kliniek in Congo werd bereid gevonden klager op te nemen. In november 2012 zijn er gesprekken geweest tussen klager, zijn behandelaars en een psychiater uit Congo. Er werd afgesproken dat de Risperdal omgezet zou worden naar een klassiek goedkoper middel (Haloperidol 100 mg) omdat dit in tegenstelling tot Risperdal ook in Congo goedkoop en goed verkrijgbaar is.

Klager was van mening geen medicijnen nodig te hebben maar gaf aan het depot wel te accepteren. Klager had nooit actief medicatie geweigerd maar sinds het gesprek met de psychiater uit Congo gaf klager aan dat hij na de uitzetting naar zijn land van herkomst geen medicatie meer hoefde te nemen. Hoewel klager niet actief de medicatie weigerde gaf hij mede door onderhavige klacht aan niet vrijwillig de medicatie te accepteren. Vanwege het ontbreken van consensus is een officiële dwangprocedure gestart. Naar aanleiding van de beslissing van de beklagcommissie is het depot in maart 2013 gestopt.

Vervolgens is de TBS-maatregel opgeheven en klager aansluitend tot ongewenst vreemdeling verklaard. Op 23 april 2013 is hij uitgezet naar zijn land van herkomst.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het ten onrechte toedienen van medicatie omdat klager niet ziek is en geen medicatie nodig heeft.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat er geen sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Anders dan klager is het college van oordeel dat uit de stukken voldoende blijkt dat er bij klager sprake was van schizofrenie van het paranoïde type. Het voorschrijven van Risperdal acht het college dan een juiste keuze. Voorts blijkt dat deze medicatie zijn vruchten afwierp in die zin dat klager niet meer seksueel ontremd was en geen agressief gedrag meer vertoonde. Toen de medicatie met het oog op de voorgenomen uitzetting naar Congo werd gewijzigd in een goedkoper en beter verkrijgbaar middel gaf klager aan deze medicatie niet te willen. Hij gaf echter tevens aan het depot wel te accepteren. Blijkens het dossier heeft klager op 17 januari 2013 het eerste depot gekregen.

Mede omdat klager onderhavige klacht indiende op 10 januari 2013 werd duidelijk dat hij deze medicatie niet vrijwillig accepteerde. Daarop is door verweerder een officiële dwangprocedure gestart omdat verweerder van mening was dat indien de medicatie gestopt zou worden de verwachting was dat het recidiverisico sterk zou stijgen. Reden voor het depot was het voorkomen van een recidive tijdens de uitzetting en bij overname door de collega in Congo. Het college kan deze redenering van verweerder volgen. Toen de klachtencommissie de klacht van klager tegen de dwangmedicatie gegrond verklaarde heeft verweerder het depot gestopt. Het college is evenwel gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer op 11 februari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, en dr. M.H. Braakman en dr. R.J. Verkes, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.