ECLI:NL:TGZRZWO:2014:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 052/2013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:17 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-02-2014 |
Datum publicatie: | 11-02-2014 |
Zaaknummer(s): | 052/2013 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen gezondheidszorg psycholoog in verband met verkeerde diagnose en voorschrijven medicatie. Diagnose blijkt voldoende uit TBS dossier en verweerster is niet verantwoordelijk voor medicatie. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 11 februari 2014 naar aanleiding van de op 10 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek;
- brief van klager ingekomen op 23 september 2013;
- brief van klager ingekomen op 19 december 2013.
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken waaronder een gedeelte van het TBS-dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is veroordeeld tot TBS met bevel tot verpleging. Hij verbeef sinds november 2009 op de afdeling waar verweerster als gezondheidspsycholoog werkzaam is.
Bij klager was blijkens het dossier sprake van schizofrenie van het paranoïde type waarvoor hij medicatie voorgeschreven kreeg. Sinds deze medicatie was er geen sprake meer van seksueel ontremd en agressief gedrag. Klager was echter van mening dat hij onschuldig was aan het te laste gelegde en dat hij geen psychiatrische ziekte had. Klager en verweerster verschilden van mening over het ziektebeeld van klager en de noodzaak van medicatie. Dit leidde echter niet tot samenwerkingsproblemen.
Vanwege de onmogelijkheid om te resocialiseren in Nederland is er gezocht naar een mogelijkheid om klager terug te laten keren naar zijn land van herkomst. Een kliniek in Congo werd bereid gevonden om klager op te nemen. Klager gaf toen opnieuw aan geen medicatie te willen. Verweerster heeft klager aangeraden hierover in gesprek te gaan met zijn behandelend psychiater. Verweerster heeft aangegeven dat zij en klager verschillen van mening over zijn ziektebeeld en de noodzaak van medicatie en adviseerde hem wel zijn medicatie te blijven nemen. Er is daarna een dwangprocedure gestart waartegen klager een schorsingsverzoek heeft ingediend, hetgeen werd toegekend. De TBS-maatregel is opgeheven en klager is aansluitend tot ongewenst vreemdeling verklaard. Op 23 april 2013 is hij uitgezet naar zijn land van herkomst.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- het ten onrechte toedienen van medicatie omdat klager niet ziek is en geen medicatie nodig heeft.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat er geen sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Anders dan klager stelt is het college van oordeel dat uit de stukken voldoende blijkt dat er bij klager sprake was van schizofrenie van het paranoïde type. Verweerster schrijft als gezondheidszorgpsycholoog geen medicatie voor en dient deze ook niet toe.
Verweerster heeft klager aangeraden de medicatie te bespreken met de behandelend psychiater maar heeft hem geadviseerd de medicatie wel te nemen.
Het college kan hier geen tuchtrechtelijk verwijt in ontdekken.
Het college is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer op 11 februari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, en L.P.T. Raijmakers en J.P.C. Jaspers, leden-gezondheidszorgpsychologen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2014 door
mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.