ECLI:NL:TGZRZWO:2014:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 144/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:14
Datum uitspraak: 04-02-2014
Datum publicatie: 04-02-2014
Zaaknummer(s): 144/2013
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Verweerster heeft op basis van de haar bekende informatie en het telefoongesprek met klager en zijn echtgenote het gegeven wekadvies kunnen handhaven. Verweerster heeft kunnen oordelen dat geen signalen waren die een visite dan wel het insturen van klager naar het ziekenhuis noodzakelijk maakten. Verweerster heeft tevens vangnetadvies gegeven. De ‘Richtlijn opvang patiënten met licht traumatisch hoofd/hersenletsel’ is op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie tot stand gekomen en met name gericht op patiënten die op de SEH worden gezien met traumatisch hoofd/hersenletsel. De richtlijn is niet geautoriseerd door het Nederlandse Huisartsengenootschap. Evenmin is er een standaard of richtlijn voor de huisartsen betrekking hebben op schedelletsel.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 februari 2014 naar aanleiding van de op 24 april 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

gemachtigde: mr. M.C. Hoorweg - de Boer, verbonden aan de VvAA te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen:

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met de bijlagen.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren 17 december 1936, is op 24 februari 2013 in de ochtend rond 7.00 uur ten val gekomen in zijn woning. De echtgenote van klager heeft 112 gebeld en er is een ambulance naar het adres van klager gekomen.

De ambulanceverpleegkundigen hebben klager onderzocht en contact opgenomen met de huisartsenpost. Op de huisartsenpost was op dat moment huisarts E dienstdoend arts. Zij gaf het advies om klager in de gaten te houden en weer contact op te nemen indien het slechter met klager zou gaan.

Om 11.00 uur heeft de echtgenote van klager nogmaals gebeld naar de huisartsenpost omdat klager zich niet lekker voelde, misselijk was en licht in zijn hoofd. De dienstdoende assistente heeft ruggespraak gevoerd met de dienstdoende regiearts, verweerster. Verweerster heeft later teruggebeld en met zowel de echtgenote van klager als klager zelf gesproken.

Verweerster heeft de transcriptie van het door haar met klager en zijn echtgenote gevoerde telefoongesprek aan het college doen toekomen.

Verweerster heeft naar aanleiding van dit telefonisch consult een waarneembericht opgesteld, voor zover thans van belang, inhoudende:

Deelcontact (H82.00) duizeligheid obv AF?

(S) (BOE) Zie vorige call: Is vanochtend flauwgevallen door de

duizeligh. Nu bult op hoofd, miss, lamlendig, hart op hol bekend met

BF daarvoor sintrom en andere med. (TRI) Ingangsklacht Triage:

Duizelig * Cardiale pijn = Nee (<4) * Hartkloppingen = Ja

(MOR) Al langere tijd last van ritmeklachten. Vannacht om 4 uur net

niet gevallen, vanmorgen om 7 uur wel in het toilet. Ambu geweest en

thuis gelaten. Bult op het hoofd, geen bewustzijnsverlies, niet

misselijk bij stil liggen, maar wel bij opstaan. Hoofdpijn-. Bekend

met AF wv Sintrom, oa.

(0) (MOR) mw: 90-100 per minuut.

(P) (MOR) nu rustig aan vandaag, wekadvies gegeven ivm schedeltrauma aan

echtgenote. bellen bij minder bewustzijn, braken of zieker morgen

overleg EHA over de duizeligheid en ritmeklachten

Op 25 februari 2013 heeft klager zijn eigen huisarts bezocht. De eigen huisarts achtte aannemelijk dat klager was gevallen ten gevolge van een lage bloeddruk.

Op diezelfde dag rond 18.00 uur begon klager te braken en heeft de echtgenote van klager de huisartsenpost wederom gebeld. Deze verzocht klager en zijn echtgenote zo spoedig mogelijk langs te komen.

Na aankomst werd klager onderzocht door een huisarts. Deze huisarts verwees klager door naar het ziekenhuis. De in opdracht van de neuroloog gemaakte scan wees uit dat sprake was van een intracelebrale bloeding.

Uit het huisartsenjournaal volgt het navolgende omtrent de verdere contacten van klager met de eigen huisarts, de huisartsenpost en klagers opname in het ziekenhuis:

C 25-02-2013 U Bloeddruk/pols POLS 58x/man RRDI :60mmHG RRSY :110mmHG

C S laatste tijd regelmatig irreg. Pols, duizelg, recent collaps,

inslaapproblemen; gaat weer wat beter thuis pols 63-105 en RR

116/69-126/81

C O hoofdwond, pols regulair

C E ws hypotensief

C P chloortalidon terug naar 12.5mg, co 6-8 wk

P E Ander letsel hoofd [ex.fractuur] 176]

P C Consult HAP: cave subduraal hematoom à SEH

P E Ander letsel hoofd [ex.fractuur] 176]

P C F, chirug; 76-jarige man met braken na trauma capitis op

basis van intracerebrale bloeding. Opname neurologie.

P 27-02-2013 C Gf, chirurg; Chirurgische evaluatie na trauma capitis

P E Ander letsel hoofd [ex.fractuur] 176]

P 14-03-2013 C H, neuroloog; intraparenchymateuze bloeding frontaal

met doorbraak in de ventrikels bij sintromgebruik. Graag

uw aandacht voor adequate instelling van de sintrom en afbouwen

haloperiodol.”

Klager heeft twee weken in het ziekenhuis gelegen en is op 14 maart 2013 overgeplaatst naar I.

Klager heeft tegen E eveneens een klacht ingediend, bekend onder nummer 143/2013, waarop bij afzonderlijke beslissing wordt beslist.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij ten onrechte geen huisbezoek bij klager heeft afgelegd en niet heeft besloten heeft tot opname van klager en daarmee niet adequaat en onzorgvuldig heeft gehandeld.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij op basis van de informatie uit het waarneembericht van collega E en gelet op het uitgebreide telefoongesprek met klager en diens echtgenote geen reden zag voor een huisbezoek dan wel het insturen van klager naar het ziekenhuis. Zij heeft het wekadvies gehandhaafd en instructies gegeven waar klager en zijn echtgenote alert op moesten zijn. Verweerster stelt dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De echtgenote van klager heeft, conform het advies van huisarts E, om 11.00 uur nogmaals de huisartsenpost gebeld omdat er sprake was van verslechtering van de toestand van klager.

Verweerster heeft kennis genomen van de eerdere berichtgeving van E, zo blijkt uit het waarneembericht van verweerster. Daarna heeft zij uitvoerig gesproken met zowel klagers echtgenote als klager zelf blijkens de transcriptie van het telefoongesprek. Klager maakte daarbij in het gesprek een heldere indruk.

Verweerster heeft vervolgens het door E gegeven wekadvies gehandhaafd. Een wekadvies houdt in dat de klinische observatie van het bewustzijn thuis wordt verricht. Dit is een gebruikelijk advies. Gelet op de informatie die verweerster had op basis van het waarneembericht van collega E en haar eigen bevindingen tijdens het telefoongesprek met klager en zijn echtgenote is haar advies en beleid in de onderhavige casus redelijk en bekwaam te noemen. Daarnaast heeft verweerster klager verzocht om de volgende dag contact op te nemen met de eigen huisarts, welk advies ook is opgevolgd door klager. Overigens gingen ook toen bij de eigen huisarts nog niet de alarmbellen rinkelen, kennelijk omdat er sprake was van een langzaam verlopend proces.

Gelet op de resultaten van de controles zoals door het ambulancepersoneel zijn uitgevoerd en weergegeven in het waarneembericht van collega E was er geen noodzaak om klager zelf te bezoeken. Evenmin heeft verweerster uit het gesprek met klager en zijn echtgenote alarmsymptomen gedestilleerd die een visite noodzakelijk maakten. Verweerster heeft in redelijkheid in het telefonisch consult tot haar conclusie kunnen komen dat de duizeligheid en misselijkheid van klager bij het opstaan goed zouden kunnen passen bij een lage bloeddruk en een lichte hersenschudding.

5.3

De door klager genoemde ‘Richtlijn opvang patiënten met licht traumatisch hoofd/ hersenletsel’ is op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, met ondersteuning van het CBO tot stand gekomen. Deze richtlijn is met name gericht op patiënten die op de Spoedeisende Hulp worden gezien met traumatisch hoofd/hersenletsel. De richtlijn is niet door het Nederlandse Huisartsengenootschap geautoriseerd. Evenmin is er een standaard of richtlijn voor de huisartsen betrekking hebbend op schedelletsel. Uit het voorgaande volgt dat verweerster met haar handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

5.4

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer op 4 februari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.M. Komen en G.W.A. Diehl, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.