ECLI:NL:TGZRZWO:2014:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 017/2014
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2014:124 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-10-2014 |
Datum publicatie: | 06-10-2014 |
Zaaknummer(s): | 017/2014 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundige. Klager verwijt verweerder met name dat hij ten onrechte de titel van dr. heeft gevoerd. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 6 oktober 2014 naar aanleiding van de op 21 januari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C, verpleegkundige, werkzaam te D,
bijgestaan door mr. S.J.W. Schreurs, als jurist verbonden aan E te D,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de repliek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
Klager heeft tegen negen andere beroepsbeoefenaren klachten ingediend. Deze klachten zijn bekend onder de nummers 259, 260, 261, 342 en 343/2013 en 14, 15, 16, en 18/2014. Het college heeft in alle zaken op dezelfde dag uitspraak gedaan met uitzondering van 261 en 342/2013. In die zaken wordt later uitspraak gedaan.
2. FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het dossier van klager) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager geboren in 1978, is in februari 2001 met een inbewaringstelling (IBS) opgenomen op de afdeling intensieve zorg (IZ) van de instelling voor geestelijke gezondheidszorg E te D. Verweerder is aan die afdeling verbonden in de functie van sociaal psychiatrisch verpleegkundige/systeemtherapeut en in die hoedanigheid bij de behandeling van klager betrokken geweest.
Klager is opgenomen geweest met een gastplaatsing in D van 14 februari 2011 tot
1 maart 2011 toen klager is overgeplaatst naar F.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:
- Onterecht voeren van de titel dr.;
- Negeren van de hulpvraag;
- Het doen toenemen van verwarring waardoor verkeerde conclusies getrokken worden;
- Het nalaten van verslaglegging.
Verder heeft klager aangegeven dat het probleem bij zijn vader lag en verweerder heeft aangegeven dat een gesprek zou volgen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder is van mening op gronden genoemd in zijn verweerschrift dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. Verweerder heeft als verpleegkundige/SPV zorgvuldig gehandeld. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek 2 van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken, waarvan met name het dossier van klager.
Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan - hetgeen gesteund wordt door de bij het verweerschrift overgelegde producties - en neemt die overwegingen over.
5.3
Daaraan voegt het college het volgende toe.
Klager verwijt verweerder dat hij zich heeft voorgesteld als psychiater terwijl hij verpleegkundige is en dat hij ten onrechte de titel dr. voert. Klager verwijst in dat verband naar het verslag van het multidisciplinair overleg van 15 februari 2011. In dat verslag staat als aanwezigen bij het overleg ‘G, C, H, verpleging (I)’. Nu G en H psychiater zijn (de laatste in opleiding) en verweerder verpleegkundige terwijl er ook staat ‘verpleging (I)’ is het college van oordeel dat dit inderdaad de suggestie kan wekken dat verweerder geen verpleegkundige is en, net als G en H, psychiater is. Nu echter geenszins vaststaat dat verweerder deze rapportage heeft opgesteld kan hem hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dat verweerder de titel dr. zou hebben gevoerd is niet gebleken.
Indien en voor zover klager verweerder verwijt dat hij geen gesprek met de familie van klager tot stand heeft gebracht wijst verweerder er terecht op dat uit het dossier niet blijkt dat hij klager deze toezegging heeft gedaan. Wel heeft, zo blijkt uit het dossier, verweerder op 21 februari 2011 met J de systeemproblemen gesproken en heeft H dezelfde dag in het dossier genoteerd dat er een gesprek zou worden gepland met het systeem waarbij aanwezig zouden zijn de behandelaren van IZ o.a. C.
Verweerder heeft op 1 maart 2011 gerapporteerd dat hij op 22 februari 2011 met klager over diens relatie met zijn vader heeft gesproken. Verweerder noteerde verder: “Verteld dat hij vooral last heeft van zijn vader die thuis niet makkelijk is. weet niet goed wat hij daarmee aanmoet, heeft het idee dat hij moeder daarin moet steunen. met zijn vader is daar niet over te spreken.”
Inderdaad blijkt hieruit niet dat verweerder klager zelf heeft toegezegd een systeemgesprek te organiseren. Daar komt bij dat er sprake was van een gastplaatsing en dat een overplaatsing naar F verwacht werd. Het college is met verweerder van oordeel dat het tijdens een kortdurende crisis- en gastplaatsing niet voor de hand ligt een dergelijk gesprek te organiseren. Ook dit klacht onderdeel kan daarom niet slagen.
5.4
De overige klachtonderdelen kunnen bij gebrek aan voldoende feitelijke4 onderbouwing niet slagen.
5.5
Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, A.H. de Vries en
E. van Egmond, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.