ECLI:NL:TGZRZWO:2014:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 302/2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:11
Datum uitspraak: 31-01-2014
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): 302/2012
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager is met pijn en een gezwollen kaak bij verweerder in een weekenddienst. Verweerder kon volstaan met medicamenteuze behandeling zonder een foto te maken in de omstandigheden van dit geval waar klager veel pijn had, angstig was en werd verwezen naar zijn eigen tandarts. Nu overigens van een onzorgvuldige behandeling, laat staan van een onverantwoord risico als door klager gesteld, niet is gebleken is de klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 31 januari 2014 naar aanleiding van de op 26 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-het klaagschrift;

-het verweerschrift;

-de repliek;

-de dupliek;

-de patiëntenkaart van klager afkomstig van verweerder;

-de patiëntgegevens van klager van diens eigen tandarts inclusief foto’s.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 13 december 2013. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen op het bij het college (en de eigen tandarts van klager) bekende adres, niet verschenen. Verweerder is verschenen.


2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren op 14 december 1981, had op 6 november 2012 pijnklachten en een opgezet gezicht. Omdat hij op dat moment niet in zijn eigen woonplaats verbleef is hij gezien door verweerder die dienst had. Verweerder constateerde een ontstoken mond/kaak en schreef een antibioticumkuur voor. Verweerder noteerde onder meer “med bijz.-, med gebruik-, zwelling 3e kw, amox 500/20 st/S3dd, R eigen ta voor interv.”.

Patiënt is de volgende dag naar zijn eigen tandarts gegaan. Deze heeft een foto gemaakt en een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd aan de 23.

3. STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij hem onvoldoende heeft behandeld. Hij heeft hem weggestuurd met alleen een antibioticumkuur. Klager heeft de volgende dag van zijn eigen tandarts begrepen dat het niet behandelen van de ontsteking tot medische problemen had kunnen leiden, zeker gezien zijn verminderde leverfunctie.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert zakelijk weergegeven het volgende aan. Verweerder zag klager eenmalig op 6 november 2012 met een ontstoken mond/kaak linksonder. Verweerder zag een zwelling in de mond vermoedelijk veroorzaakt door de 37, dan wel de 38. Hij heeft twee behandelvoorstellen gedaan. De eerste optie was verdoven en een behandeling starten op de kies linksonder (wortelkanaalbehandeling of extractie) waarbij hij heeft aangegeven dat dit gezien de zwelling en de omvang van de ontsteking misschien een pijnlijke behandeling zou kunnen zijn. De tweede optie was starten met een antibioticumkuur en vervolgens na een paar dagen starten met de behandeling, of bij verweerder in de praktijk of bij de eigen tandarts. Klager koos voor de tweede optie. Verweerder heeft aan klager geen verwijsbrief meegegeven maar het bij de weekenddiensten gebruikelijke standaard verslagformulier van de NMT. Klager heeft zich na 6 november 2012 niet meer bij verweerder gemeld.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college heeft geconstateerd dat klager op 6 november 2012 bij verweerder is gekomen met een zwelling in de onderkaak terwijl hij de volgende dag door de eigen tandarts is behandeld aan de bovenkaak. Ook met het dossier van de eigen tandarts van klager is achteraf niet vast te stellen hoe dit verschil verklaard kan worden maar het valt niet uit te sluiten dat er op 6 december 2012 meerdere oorzaken tegelijk voor klagers klachten bestonden waarbij er op 7 december 2012 mogelijk inmiddels minder pijn en zwelling in de onderkaak en meer aan de bovenkant te voelen was. Het door verweerder geconstateerde probleem past in elk geval bij een foto van 1,5 jaar eerder die zich bij de stukken bevindt. Ook valt niet te verklaren dat de eigen tandarts heeft genoteerd dat hij geen gegevens had van verweerder, doch verweerder heeft ter zitting aannemelijk gemaakt dat hij het genoemde verslagformulier heeft meegegeven en dat is voldoende te achten.

5.3

Kernvraag is of verweerder heeft mogen handelen zoals hij heeft gedaan door uitsluitend af te gaan op het door hem geconstateerde klinische beeld. Het college is van oordeel dat het in het onderhavige geval voor de hand had gelegen om een foto te maken om tot een afgewogen oordeel te komen en verweerder heeft dit ter zitting ook onderschreven. Nu verweerder echter ter zitting tevens aannemelijk heeft gemaakt dat de zwelling klager veel pijn opleverde, dat klager angstig was en de mond niet goed kon openen, is voorstelbaar dat verweerder er onder die omstandigheden, waarbij hij door middel van medicijnen de ontsteking wilde inperken, van heeft afgezien om een foto te maken. Klager valt derhalve naar het oordeel van het college geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Hierbij is meegewogen dat verweerder wel een voor de hand liggende behandeling is gestart waarbij hij, blijkens zijn aantekeningen, de medische situatie en het medicijngebruik van klager heeft meegenomen (waarbij klager kennelijk geen melding heeft gemaakt van een verminderde leverfunctie) en klager een vervolgbehandeling heeft geadviseerd op korte termijn, waaraan klager gevolg heeft gegeven door naar zijn eigen tandarts te gaan. Nu onder de geschetste omstandigheden in het onderhavige geval van een onzorgvuldige behandeling, laat staan van een onverantwoord risico als door klager gesteld, niet is gebleken zal de klacht als ongegrond worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist, en R. Rowel, J. Dam en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van

mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris


Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.