ECLI:NL:TGZRZWO:2014:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 048/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:10
Datum uitspraak: 31-01-2014
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): 048/2013
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut. Klager meent dat zijn klachten zijn verergerd door de behandeling. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 31 januari 2014 naar aanleiding van de op 30 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , fysiotherapeut, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniëls, verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift met bijlagen, waaronder het behandeldossier van verweerder;

- de repliek;

- de dupliek.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 13 december 2013, alwaar klager en verweerder zijn verschenen, de laatste vergezeld door zijn raadsman.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het behandeldossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op 27 augustus 2012 kwam klager bij verweerder in behandeling op verwijzing door de huisarts wegens een radiculair syndroom in het rechterbeen. Verweerder had een intakegesprek met klager, waarvan verslag werd gedaan in zijn electronische dossier (van het type Fysio Road Map).

Verweerder noteerde onder meer bij de intake dat klager een corpulente man was, met DM type 2, verhoogd cholesterol en verhoogde bloeddruk. Er was sinds ongeveer een maand zonder aanwijsbare oorzaak sprake van matige, uitstralende pijn (VAS 4 - 6) in het rechterbeen rond de trochantor regio bij lang achtereen staan, in ernst in enige mate toenemend. Bij wandelen, dat klager als zijn sport opgaf, was er sprake van pijn in het hele been en soms ook hoger in de bil. Er was een licht beperkte lateroflexie links en een beperkte rotatie van de lumbale wervelkolom rechts. Daar de compressietest in stand en de Kemptest naar rechts positief waren, bleek er sprake van een radiculair beeld. Verweerder ging ervan uit dat er sprake was van een discopathie of bulging disc L5-S1. Hij heeft volledig herstel in 1 - 8 behandelingen en 6 - 12 weken aangeklikt in het systeem. Hij noteerde nog dat klager uit Armenië afkomstig is en dat er sprake was van een taalprobleem. Bij Patiënt Specifieke Klachten (PSK) werd bij aanvang van de behandeling een score van 73 genoteerd bij lang achtereen staan en van 74 bij wandelen en bij Visual Analogue Scale (VAS) een score van 75.

Op 30 augustus, 5 september, 10 september en 12 september 2012 noteerde verweerder dat de pijn onveranderd was (VAS-score), dat het lopen veel pijn gaf en op laatstgenoemde datum dat klager aangaf dat het afwisselen van houding en beweging veel pijn kostte en hij liever niet liep vanwege de pijn. Verweerder heeft herhaaldelijk genoteerd dat hij heeft uitgelegd, gehinderd door het taalprobleem, dat wandelen juist goed was, eventueel korte stukjes van 10 minuten, en dat klager er juist aan moest denken dat hij houding en beweging afwisselde. Het plan van aanpak was en bleef “Doorgaan met behandeling volgens protocol”.

Op 19 september 2012 noteerde verweerder dat de pijn was toegenomen. Verweerder bleef bij het behandelplan.

Op 26 september 2012 noteerde verweerder dat de pijn niet alleen bij lopen maar ook bij langer zitten aanwezig was. De behandeling bleef onveranderd.

Op 3 oktober 2012 noteerde verweerder dat de pijn was toegenomen, de Lasègue was negatief en de reflexen vertoonden geen afwijkingen.

Verweerder gaf weer instructie zoveel mogelijk afwisselend te bewegen.

Op 10 oktober 2012 noteerde verweerder dat de pijn weer was verergerd, met name bij het lopen maar ook bij het zitten. De Lasègue was positief bij 40° en de kniepeesreflex rechts afwezig. Er is geen behandeling genoteerd. Verweerder noteerde een PSK-score van 81/82 voor lang achtereen staan, respectievelijk wandelen en een VAS-score van 81. Hij nam contact op met de huisarts voor eventueel neurologisch onderzoek, maar deze wilde eerst medicamenteus behandelen. Daarna is de fysiotherapeutische behandeling tot een einde gekomen.

Volgens klager is later een MRI-scan gemaakt, waaruit een lichte hernia bleek. Ter zitting gaf hij aan dat er sprake was van een ernstige hernia, maar dat hij terugschrok voor een operatie.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat zijn klachten door de behandeling veel erger zijn geworden en zijn uitgebreid naar zijn rug. Bij aanvang van de behandeling kon hij 2 à 3 km lopen, inmiddels nog maar 100 tot 150 meter. Hij heeft zware pijnstillers van de huisarts gekregen, tot aan morfine toe. Bij de laatste drie behandelingen heeft klager verteld dat hij erge pijn had tijdens en na de behandelingen, maar volgens verweerder “moesten zijn kanalen open”. Bij de laatste behandeling in oktober 2012 heeft verweerder zijn rug zo gedraaid dat er iets knapte in zijn rug, bij repliek heeft klager het over “zeker veel klikgeluiden” in zijn rug tijdens en na de behandelingen.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij de lumbale wervelkolom van klager heeft gemobiliseerd volgens de methode Marsman en vooral instructie heeft gegeven om veel en afwisselend te bewegen, het lopen vooral met meebewegende armen om de discus in beweging te krijgen. Een knap in de rug heeft verweerder niet gehoord of gevoeld en daarover heeft klager hem niets gezegd, evenmin als over pijn tijdens en na de behandeling. Overigens komt klikken, ook bij actieve bewegingen, door cavitatie (gasvorming in de synovia) in de facetgewrichten en niet in de discus. De term “kanalen open” kent hij niet en gebruikt hij niet, ook niet bij klager. Verweerder betreurt het dat klager niet eerst contact met hem heeft opgenomen alvorens te klagen. Hij betwist dat de klachten zijn verergerd door de behandelingen en concludeert dat hij klager heeft behandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend fysiotherapeut betaamt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Ter zitting heeft verweerder aangegeven op welke wijze hij klager, volgens de methode van Marsman, heeft behandeld. De wijze waarop klager heeft gedemonstreerd hoe de behandeling in zijn werk is gegaan stemt, hoewel wat theatraler gebracht, daar in feite mee overeen. Dat verweerder andere, manuele, technieken heeft gebruikt is niet gesteld en ook niet aannemelijk geworden. Bij die stand van zaken is het niet aannemelijk, haast ondenkbaar zelfs, dat de klachten bij klager zouden zijn verergerd door de behandeling van verweerder. Verweerder heeft aangegeven dat hij de door klager aangegeven knap in de rug tijdens het laatste contact, later in de procedure door klager uitgebreid tot voortdurende klikgeluiden tijdens de behandelingen, niet heeft opgemerkt en dat deze hem niet onder de aandacht zijn gebracht. Overigens is er bij het laatste contact uitsluitend sprake geweest van onderzoek, niet van behandeling. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft telefonisch overleg plaatsgevonden met de huisarts. Ook heeft verweerder ontkend dat klager op enigerlei wijze heeft aangegeven dat de behandeling hem pijn deed. Voor deze stellingen van klager is geen objectieve steun te vinden in de stukken, zodat deze niet als vaststaand kunnen worden aangenomen. Kortom, behalve de stelling van klager is er geen feitelijke steun voor zijn klacht en deze is daarom ongegrond. Klager heeft ter zitting aangegeven dat zijn lichamelijke klachten zijn begonnen toen hij in rugligging en gedraaide houding boven zijn hoofd bezig was tegels te zetten. Het is heel goed denkbaar dat zich daarna een hernia heeft ontwikkeld. Omdat klager in die periode fysiotherapeutisch werd behandeld en de klachten toenamen, heeft hij aangenomen dat die behandeling de oorzaak van de hernia is, maar voor die aanname bestaat dus geen goede grond.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist, en J.C. Bosmans, S.E. Dekker en J.M. Uijen, leden-fysiotherapeuten, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.