ECLI:NL:TGZRSGR:2014:95 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-077b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2014:95
Datum uitspraak: 26-08-2014
Datum publicatie: 26-08-2014
Zaaknummer(s): 2013-077b
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een verpleegkundige dat de katheter eerder bij patiënte had moeten worden verwijderd, omdat zij er last van had, en deze uiteindelijk hardhandig is verwijderd, terwijl op dat moment bovendien beter gewacht had kunnen worden tot patiënte, na het starten met de Dormicumpomp, zou slapen. Klager vindt dat de verpleegkundige niet buiten hem om, op verzoek van zijn kleinkinderen, beslissingen over de behandeling van patiënte had mogen nemen. Het college oordeelt dat de verpleegkundige kon overgaan tot het verwijderen van de katheter in opdracht van de verpleegkundige van het specialistisch team. Het was passender geweest, indien de verpleegkundige tenminste ook klager zelf betrokken had bij het initiatief om het specialistisch team in dit verband te benaderen en bij de uitkomst en vervolg van dat overleg. Bij het verwijderen van de katheter is een te kleine spuit gebruikt. Dit was ongelukkig en patiënte zal hiervan mogelijk ongemak hebben ervaren, maar er zijn geen aanwijzingen dat er als gevolg daarvan sprake is geweest van méér dan dat. Dit had beter gekund maar rechtvaardigt niet het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel. Voorts ambtshalve opmerking over privacy van patiënten. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 26 augustus 2014

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de verpleegkundige.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 3 juni 2013. De verpleegkundige heeft op de klacht gereageerd. Vervolgens heeft klager repliek ingediend, waarop de verpleegkundige heeft gedupliceerd. Partijen zijn op 10 maart 2014 mondeling in het vooronderzoek gehoord. Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 1 juli 2014. Partijen zijn verschenen en hebben de wederzijdse standpunten toegelicht.

2. De feiten

Klagers echtgenote, wijlen mevrouw E, verder te noemen patiënte, werd vanwege een terminaal longcarcinoom vanaf februari 2013 thuis verzorgd door klager en de (klein-)kinderen met behulp van door F geboden thuiszorg. In dat verband verleende de verpleegkundige zorg gedurende de laatste dagen voor het overlijden van patiënte op

20 maart 2013. Klager gaf een paar dagen voor het overlijden aan de verpleegkundige aan dat patiënte last had van haar catheter, terwijl ze geen urine meer aanmaakte, en verzocht om de catheter te verwijderen. Omdat de catheter niet goed doorliep en het de verpleegkundige niet lukte om de blaas te spoelen heeft zij op 19 maart 2013 contact opgenomen met de huisarts. De huisarts heeft vervolgens de catheter doorgespoeld, maar niet verwijderd. Vervolgens verzocht een van de kleinkinderen om verwijdering van de catheter. De verpleegkundige heeft dit voorgelegd aan de aanwezige verpleegkundige van het specialistisch team, die de verpleegkundige opdracht gaf om de catheter alsnog te verwijderen. Alvorens de catheter te verwijderen heeft de verpleegkundige het vocht uit de ballon van de catheter willen halen. De verpleegkundige heeft hiervoor aanvankelijk een te kleine spuit (van 2 cc) gebruikt, terwijl er een spuit van 10 cc nodig was gezien de hoeveelheid vocht in de ballon van de catheter. Daarna is de ballon van de catheter met een grotere spuit geleegd en is de catheter, in aanwezigheid van de familie, verwijderd.

3. De klacht

Klager verwijt de verpleegkundige dat de catheter eerder had moeten worden verwijderd omdat patiënte er last van had, de catheter uiteindelijk door de verpleegkundige hardhandig is verwijderd terwijl bovendien beter gewacht had kunnen worden tot patiënte, na het starten met de Dormicumpomp, zou slapen. Klager vindt dat de verpleegkundige niet buiten hem om, enkel op verzoek van zijn kleinkinderen, beslissingen over de behandeling van patiënte

had mogen nemen.

4. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en uiteengezet dat zij zorgvuldig heeft gehandeld.

5. De beoordeling 5.1 Klager stelt dat de verpleegkundige de catheter zelf heeft verwijderd in aanwezigheid van een verpleegkundige van het specialistisch team, terwijl de verpleegkundige stelt dat deze medewerker na een poging van de verpleegkundige daartoe is overgaan. Hoewel partijen het over de feitelijke gang van zaken tijdens het verwijderen van het catheter niet eens zijn, staat onweersproken vast dat zowel de verpleegkundige als een medewerker van het specialistisch team hierbij betrokken zijn geweest. Beoordeeld dient te worden of de verpleegkundige hierbij zorgvuldig gehandeld heeft.

5.2 De verpleegkundige heeft aangegeven dat op verzoek van een van de kleinkinderen van klager in overleg met het specialistisch team tot het verwijderen van de catheter is overgegaan, hoewel de verpleegkundige dat op dat moment zelf niet direct nodig vond. Het College is van oordeel dat de verpleegkundige hiertoe kon overgaan, aangezien zij in opdracht van de verpleegkundige van het specialistisch team handelde. Klager stelt terecht dat het passender was geweest indien de verpleegkundige naast de andere familieleden tenminste ook klager zelf betrokken had bij het initiatief om het specialistisch team in dit verband te benaderen en bij de uitkomst en vervolg van dat overleg.

5.3 Het staat vast dat de verpleegkundige voor zover zij bij het verwijderen van de catheter betrokken was, zich heeft vergist en een te kleine spuit heeft gebruikt. Dit was ongelukkig en had de verpleegkundige vóór het uitvoeren van de handeling kunnen voorzien. Patiënte zal hiervan mogelijk ongemak hebben ervaren, maar er zijn in het algemeen of in het geval van patiënte geen aanwijzingen dat er als gevolg daarvan sprake is geweest van méér dan dat. Dit had beter gekund maar rechtvaardigt niet het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel.

5.4 Ambtshalve wordt nog het volgende opgemerkt. Het is gebleken dat bij het verwijderen van de catheter tal van familieleden van patiënte aanwezig waren. Het College stelt voorop dat van een verpleegkundige verwacht mag worden dat zij ervoor zorg draagt dat de privacy van patiënten zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Dit houdt in dat met name bij meer intieme medische handelingen, zoals het verwijderen van een catheter, niet onnodig familieleden aanwezig zijn. De verpleegkundige heeft aangegeven dat zij zich hiervan bewust was, maar dat dit in deze situatie niet te voorkomen bleek. Nu niet kan worden vastgesteld dat de verpleegkundige in dit opzicht tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zal worden volstaan met deze opmerking.

5.5 De slotsom is dan ook dat hoewel er zaken beter hadden gekund, dit toch onvoldoende is om een tuchtrechtelijke maatregel te rechtvaardigen. De klacht zal daarom worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. dr. R.P. Wijne, lid-jurist, I.M. Bonte, W.J. van der Meer en K.C. Timm-van Ruitenburg, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2014.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.