ECLI:NL:TGZRSGR:2014:77 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-040
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2014:77 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-07-2014 |
Datum publicatie: | 08-07-2014 |
Zaaknummer(s): | 2013-040 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen de tandarts van ernstige nalatigheid gedurende vele jaren. In de tussenuitspraak na behandeling van de klacht ter openbare zitting van 3 december 2013 is aanvullend onderzoek gelast naar de praktijkvoering. Na voortzetting van de behandeling ter openbare zitting heeft het College geoordeeld dat enerzijds vast staat dat de tandarts gedurende lange tijd ernstig en in verschillende opzichten in zijn zorg voor klager tekort is geschoten. Anderzijds doet de tandarts ernstig zijn best om de noodzakelijke verbeteringen in de praktijkvoering aan te brengen. Voorwaardelijke schorsing van de inschrijving voor drie maanden met een proeftijd van twee jaren. |
Datum uitspraak: 8 juli 2014
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A
wonende te B,
klager,
tegen:
C, tandarts,
wonende te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de tandarts.
1. Het verdere verloop van het geding
Bij (tussen)uitspraak van 28 januari 2014 heeft het college, in andere samenstelling, kort weergegeven en voor zover hier van belang, het onderzoek heropend, met opdracht aan de Inspecteur voor de Gezondheidszorg om ter beantwoording van een aantal vragen een ambtsbericht uit te brengen. Bij ambtsbericht van 20 maart 2014 heeft P. Lakerveld, tandarts,
Senior Inspecteur, door beantwoording van de vragen het college geïnformeerd.
De voortzetting van de behandeling heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van
13 mei 2014. Aldaar waren klager en de tandarts aanwezig. De heer Lakerveld was met bericht afwezig.
2. De beoordeling
2.1 Het College volhardt bij hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen en beslist en zal, met toestemming van partijen, mede op basis daarvan en het verhandelde ter eerdere terechtzitting, thans een beslissing geven op de klacht.
2.2 In de tussenuitspraak is reeds geconcludeerd dat de tandarts ernstig tekort geschoten is in de zorg die hij aan klager heeft verleend en dat hij hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor de motivering wordt verwezen naar hetgeen in die uitspraak onder 5.2. is overwogen. Voor de vraag onder meer, of de tandarts structureel en ook jegens andere
patiënten (ver) onder de maat heeft gepresteerd en/of presteert en of hij voldoende toegerust is met geactualiseerde kennis en vaardigheden voor een bekwame uitoefening van zijn beroep, heeft het college een aanvullend onderzoek naar de praktijkvoering noodzakelijk geacht.
2.3 In het ambtsbericht is het verloop van de contacten met de tandarts beschreven. In
september 2013 had de Inspectie een onaangekondigd bezoek aan de praktijk gebracht. In
januari 2014 was een rapport vastgesteld waarin noodzakelijke verbeteringen, te realiseren voor 1 juni 2014, waren omschreven. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van het College is op 27 februari 2014 opnieuw een bezoek gebracht aan de praktijk. Dit bezoek was uitsluitend gericht op de beoordeling van de voortgang van de implementatie van de noodzakelijke verbeteringen binnen de praktijk. Onder overneming van passages in genoemd rapport van januari 2014 heeft de rapporteur ter beantwoording van de vragen van het college de Onderzoeksthema’s Infectiepreventie, Radiologie, Zorg en Organisatie behandeld.
2.4 Het College stelt vast dat de Inspectie in het rapport van januari 2014 verschillende deelaspecten van deze thema’s niet conform de norm heeft bevonden. Zij had met name onder het hoofdstuk Zorg tijdens het dossieronderzoek (in september 2013) de laatste vier behandeljaren beoordeeld in vier anonieme dossiers, waarin 8 van de 14 deelaspecten als onvoldoende waren gekwalificeerd. De Inspectie heeft op 27 februari 2014 een rondgang gemaakt door de praktijk en beoordeeld in hoeverre de noodzakelijke verbeteringen inmiddels doorgevoerd waren. Uit die beoordeling blijkt dat op onderdelen (infectiepreventie en radiologie) verbeteringen waren geconstateerd maar dat de situatie op andere onderdelen nog onverminderd verbetering behoefde. Tijdens het bezoek van 27 februari 2014 bleek dat met name de realisatie van de zorginhoudelijke verbeteringen nog nauwelijks was begonnen.
2.5 De Inspectie heeft in het ambtsbericht opgemerkt dat de melding over de tandarts in 2013 de eerste melding was. Tevens is opgemerkt dat ondanks de grote tekortkomingen de ruimte gegeven is voor het realiseren van de noodzakelijke verbeteringen. Dit was mede gebaseerd op de omvang van de te realiseren verbeteringen en op het vertrouwen in de tandarts omdat hij aangaf zich de ernst van de tekortkomingen te realiseren.
2.6 Omtrent de op te leggen maatregel wordt het volgende overwogen. Enerzijds staat vast dat, zoals eerder overwogen, de tandarts gedurende zeer lange tijd ernstig en in verschillende opzichten in zijn zorg voor klager tekort is geschoten. Deze constatering biedt een grond voor twijfel of de tandarts jegens andere patiënten in de praktijk wel naar behoren zorg verleent. Die twijfel wordt versterkt door de constatering van de Inspectie bij onderzoek naar dossiers van (willekeurig gekozen) 4 andere anoniem gebleven patiënten, dat de tandarts ook jegens hen niet naar behoren zorg heeft verleend. Op grond hiervan zou een maatregel van (tenminste) onvoorwaardelijke schorsing in de rede liggen.
Hoewel de bezorgdheid over de praktijkvoering en de ongerustheid over een adequate zorg voor de patiënten overeind blijven, zijn er anderzijds ook omstandigheden die tot terughoudendheid bij de oplegging van een onvoorwaardelijke schorsing nopen. De tandarts heeft de Inspectie en het college ervan weten te overtuigen dat hij ernstig zijn best doet om de noodzakelijke verbeteringen in de praktijkvoering aan te brengen. Daar is hij nog zeker niet in geslaagd, maar de hem gegeven termijn – tot (en met) juni 2014 – was tijdens de behandeling ter terechtzitting ook nog niet verstreken. Daar komt bij dat mede door de afwezigheid ter zitting van de Inspectie – de rapporteur of iemand namens hem – het College niet alle gewenste informatie heeft gekregen over de actuele stand van zaken in de praktijk en over de vraag of de tandarts bij een bepaalde vorm van bijstand, ondersteuning of coaching gebaat zou zijn.
Het College kan zich thans alleen baseren op de door klager aan de tandarts gemaakte verwijten. Daarom, en mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de tandarts – hij heeft te zorgen voor vier (studerende) kinderen en dus groot belang bij voortzetting van zijn praktijk – zal een geheel voorwaardelijke schorsing worden opgelegd. Het College spreekt daarbij uit dat het tot de controlerende taak van de Inspectie behoort om te bezien of de noodzakelijke verbeteringen in de praktijkvoering (inclusief de zorg voor de patiënten) ook daadwerkelijk worden doorgevoerd. Mocht dat niet het geval blijken te zijn, dan zal de tandarts ermee rekening moeten houden dat gepaste maatregelen worden opgelegd.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
schorst de inschrijving van verweerder als tandarts in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, voor de duur van DRIE MAANDEN, en bepaalt dat deze schorsing voorwaardelijk is en niet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd, tenzij hij voor het einde van een proeftijd van twee jaren na het onherroepelijk worden van deze beslissing zich opnieuw schuldig maakt aan tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag.
Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, M.M.L.F. Smulders, H.W. Luk, J.M.W. Croes, leden-tandartsen, bijgestaan door
mr. J.P. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.