ECLI:NL:TGZRSGR:2014:76 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-041
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2014:76 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-07-2014 |
Datum publicatie: | 08-07-2014 |
Zaaknummer(s): | 2013-041 |
Onderwerp: | Onjuiste declaratie |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen de tandarts ter zake van het onterecht declareren en weigering om een kroon te plaatsen waardoor de al ingezette behandeling niet is afgemaakt. Klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover de klacht betrekking heeft op de echtgenoot van klaagster, aangezien geen machtiging voorhanden is. De tandarts heeft declaraties bij de zorgverzekeraar van klaagster ingediend voor verrichtingen die nog niet waren gedaan dan wel nog niet waren voltooid, hetgeen ongeoorloofd is, temeer daar de tandarts er geen aannemelijke verklaring voor heeft gegeven die deze handelwijze kan rechtvaardigen. Van onjuist gedeclareerde behandelingen bij de zoon van klaagster is niet gebleken. Een tandarts is in beginsel gerechtigd om bij niet spoedeisende werkzaamheden de uitvoering op te schorten totdat de daarop betrekking hebbende factuur is voldaan. Onder de omstandigheden in het onderhavige geval stond het de tandarts evenwel niet vrij de plaatsing van de kroon afhankelijk te stellen van betaling van de nog openstaande factuur. Waarschuwing. |
Datum uitspraak: 8 juli 2014
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, tandarts,
wonende te B,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de tandarts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 18 februari 2013. De tandarts heeft verweer gevoerd tegen de klacht, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van
13 mei 2014. Klaagster is, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De tandarts is ter zitting verschenen en werd bijgestaan door mr. A.K. Sjouw, advocaat te Utrecht.
2. De feiten
2.1 Klaagster, is sinds 25 juni 2010 als patiënte ingeschreven in de praktijk D waar de tandarts –als mede-eigenaar- werkzaam is. In 2010 werd vastgesteld dat bij klaagster element 35 avitaal was en was afgebroken tot aan het tandvlees. De vorige tandarts van klaagster had het element reeds endodontisch behandeld. De tandarts heeft klaagster geadviseerd om een kroon te plaatsen, maar in overleg met klaagster werd besloten dit uit te stellen.
2.2 Op 6 december 2012 heeft klaagster zich voor een gebitscontrole tot de tandarts gewend. Klaagster heeft de tandarts toen om een begroting voor het plaatsten van een kroon op element 35 gevraagd. De tandarts heeft een begroting opgesteld en die met klaagster besproken. Daarbij is besproken dat in het geval de zorgverzekeraar een deel van de begrote kosten voor de behandeling niet zou dekken, deze restantkosten – de tandarts dacht daarbij, mits deze kosten niet al te hoog waren - uit coulance voor rekening van de tandarts zouden komen. Dit hield verband met de financiële positie waarin klaagster verkeerde. Hierbij is door de tandarts gedacht aan een mogelijk verschil van enkele tientallen euro’s.
2.3 Op 25 december 2012 heeft de echtgenoot van de tandarts die in dezelfde praktijk ook werkzaam is, bij klaagster de opbouw en stift voor een kroon op element 35 geplaatst. Er werd een noodkroon geplaatst. De afdruk werd aan de tandtechnicus gezonden voor het vervaardigen van een definitieve kroon. Voor de plaatsing van de definitieve kroon werd een afspraak ingepland voor 15 januari 2013. Op diezelfde dag (25 december 2012) zou op verzoek van de echtgenoot van klaagster een offerte worden uitgebracht voor een uitgebreide gebitsreiniging en het bleken van zijn gebit.
2.4 Op 25 december 2012 heeft de tandarts bij zowel de zorgverzekering van klaagster als die van haar echtgenoot een aantal handelingen gedeclareerd. Voor klaagster werden de handelingen: vier- of vijfvlaksvulling (code E114), twee maal maken en beoordelen kleine röntgenfoto (code A311), plaatsen wortelkanaalstift (code E411), kroon (code E321) en techniekkosten (code E00) gedeclareerd. Voor de echtgenoot van klaagster werden de handelingen: uitgebreide gebitsreiniging (code C214) en twee maal bleken per kaak (code X 331) gedeclareerd.
2.5 Op 8 januari 2013 ontving klaagster een brief waarin de tandarts klaagster om betaling van een bedrag van € 204,95 verzocht. Dit betrof het deel van het eerder begrote bedrag voor het plaatsen van de kroon dat niet door de zorgverzekeraar van klaagster werd vergoed. In de brief werd vermeld dat plaatsing van de definitieve kroon pas plaats zou vinden als de factuur door klaagster zou zijn voldaan.
2.6 Klaagster heeft via haar echtgenoot laten weten dat het de afspraak was dat eventuele niet door de zorgverzekeraar van klaagster vergoede kosten, voor rekening van de tandarts zouden komen en dat op basis van die afspraak niet tot betaling van de factuur zou worden overgegaan.
2.7 Op 15 januari 2013 heeft klaagster zich, vergezeld van haar echtgenoot, bij de tandarts gemeld voor de plaatsing van de kroon op element 35. De tandarts heeft geweigerd tot plaatsing van de kroon over te gaan zolang de nog openstaande factuur door klaagster niet was voldaan. Tot op heden is de kroon niet geplaatst.
3. De klacht
Klaagster verwijt de tandarts kort gezegd, het volgende:
1. De tandarts heeft ten onrechte declaraties ingediend bij de zorgverzekering van klaagster en haar echtgenoot, voor handelingen die niet of slechts ten dele zijn verricht.
2. De tandarts heeft ten onrechte declaraties ingediend op naam van de zoon van klaagster (geboren op 8 mei 1997), terwijl die handelingen niet door de tandarts zijn verricht;
3. De tandarts heeft ten onrechte geweigerd om de kroon op element 35 te plaatsen waardoor de al ingezette behandeling door de tandarts niet is afgemaakt.
4. Het standpunt van de tandarts
De tandarts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag liggende stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 De tandarts heeft ter zitting gesteld dat klaagster geen machtiging van haar echtgenoot heeft overgelegd voor het indienen van een klacht namens hem en om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover de klacht betrekking heeft op de echtgenoot van klaagster. Het College oordeelt daaromtrent dat het dossier de genoemde machtiging niet bevat. Daarom zal klaagster voor dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. Ter zitting heeft de tandarts overigens toegelicht dat de handelingen bij de echtgenoot ten onrechte zijn gedeclareerd ten gevolge van een fout die, direct na het ontdekken daarvan, door haar is gecorrigeerd.
5.2 Voor zover het de declaratie van de behandeling van klaagster zelf betreft, stelt het College vast dat de tandarts declaraties bij de zorgverzekeraar van klaagster heeft ingediend voor verrichtingen die door haar (ofwel door de echtgenoot van de tandarts) nog niet waren gedaan dan wel nog niet waren voltooid. De kosten voor vervaardiging en plaatsing van de kroon zijn door de tandarts al op 25 december 2012 gedeclareerd terwijl een deel van de gedeclareerde handelingen eerst op 15 januari 2013 zou worden uitgevoerd. Het College is van oordeel dat dit ongeoorloofd is, temeer daar de tandarts er geen aannemelijke verklaring voor heeft gegeven die deze handelwijze kan rechtvaardigen.
5.3 Voor zover de klacht betrekking heeft op onjuist gedeclareerde behandelingen bij de zoon van klaagster, geldt dat dit door de tandarts gemotiveerd is weersproken. Van onjuiste declaraties is in dit geval niet gebleken.
5.4 Met betrekking tot klachtonderdeel 3. wordt overwogen dat een tandarts in beginsel gerechtigd is om bij niet spoedeisende werkzaamheden – waarvan in dit geval sprake was – de uitvoering op te schorten totdat de daarop betrekking hebbende factuur is voldaan. In het onderhavige geval is echter sprake van een toezegging, dat indien de zorgverzekering van klaagster bepaalde kosten niet zou vergoeden, de tandarts die kosten voor haar rekening zou nemen. Daarbij zou door de tandarts gesproken zijn over een bedrag van enkele tientjes, maar klaagster ontkent dit. Bij een dergelijke vage en niet vastgelegde toezegging moet wat geacht wordt te zijn afgesproken in het voordeel van de patiënt worden uitgelegd. Klaagster mocht er daarom op grond van het door de tandarts geschetste kostenbeeld vanuit gaan dat de zorgverzekering de kosten voor plaatsing van de kroon zou vergoeden en dat een eventueel restant voor rekening van de tandarts zou komen. Met de mogelijkheid dat het restbedrag niet enkele tientjes, maar (aanzienlijk) hoger uit zou vallen -en dat die kosten in dat geval voor rekening van klaagster zouden komen- behoefde klaagster geen rekening te houden. Dat het restbedrag hoger uitviel moet dan ook voor rekening en risico van de tandarts blijven.
5.5 Onder de gegeven omstandigheden stond het daarom de tandarts niet vrij de plaatsing van de kroon afhankelijk te stellen van betaling van de nog openstaande factuur. Daarbij geldt nog dat de tandarts bekend was met de financiële zwakke positie van klaagster. Dit houdt in dat het gerechtvaardigd is om van de tandarts te verlangen dat zij tot plaatsing van de kroon zal overgaan en de volgens haar bestaande aanspraken op de restantbetaling laat varen.
Door de weigering van de tandarts om tot plaatsing van de kroon over te gaan, heeft de tandarts klaagster de zorg onthouden waarop zij aanspraak mocht maken. Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. De hierna te vermelden maatregel is op zijn plaats.
Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal aan deze beslissing door middel van een bevel tot publicatie bredere bekendheid worden gegeven.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
Verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover de klachtonderdelen betrekking hebben op de facturering van bij de echtgenoot van klaagster verrichte tandheelkundige behandelingen. Verklaart de klachten die betrekking hebben op de facturering van bij de zoon van klaagster verrichte tandheelkundige behandelingen ongegrond.
Verklaart de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de tandheelkundige behandeling bij klaagster en de facturering daarvan, gegrond.
Legt de tandarts hiervoor de maatregel van waarschuwing op.
Bepaalt dat deze beschikking ter publicatie zal worden aangeboden aan het Nederlands Tandartsenblad.
Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, M.M.L.F. Smulders, H.W. Luk, J.M.W. Croes, leden-tandartsen, bijgestaan door
mr. J.P. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.