ECLI:NL:TGZRSGR:2014:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-095

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2014:63
Datum uitspraak: 03-06-2014
Datum publicatie: 03-06-2014
Zaaknummer(s): 2013-095
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de fysiotherapeut grensoverschrijdend gedrag. Tijdens de behandelrelatie is de fysiotherapeut een seksuele relatie met klaagster aangegaan. Schorsing van de inschrijving van de fysiotherapeut in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor de duur van vier weken.

Datum uitspraak: 3 juni 2014

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, fysiotherapeut,

wonende te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de fysiotherapeut.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift met twee bijlagen is ontvangen op 6 mei 2013. Namens de fysiotherapeut heeft mr. Ch. L. van de Puttelaar, advocaat te Rotterdam, op de klacht gereageerd. Vervolgens heeft klaagster gerepliceerd, waarna namens de fysiotherapeut is gedupliceerd onder overlegging van een bijlage. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 8 april 2014. Klaagster en de fysiotherapeut zijn verschenen. De fysiotherapeut werd bijgestaan door mr. Van den Puttelaar voornoemd. Door en namens partijen zijn de wederzijdse standpunten toegelicht.

2. De feiten

De fysiotherapeut is vanaf 1980 werkzaam als fysiotherapeut. Klaagster was langdurig bij de fysiotherapeut in behandeling, aanvankelijk vanwege een knieblessure en later vanwege rug- en nekklachten. De behandeling is in 2011 beëindigd.

In de loop van de behandelperiode is tussen klaagster en de fysiotherapeut een vriendschappelijke relatie ontstaan, die zich heeft ontwikkeld tot een seksuele relatie. De daarbinnen plaatsgevonden seksuele handelingen hebben uiteindelijk ook bestaan in het hebben van seksuele gemeenschap. Die gemeenschap vond plaats in het tijdvak dat de fysiotherapeut klaagster behandelde, zowel op de praktijk als op het huisadres van klaagster.

In het kader van mediation hebben partijen in 2013 twee gesprekken met elkaar gehad. Op 10 oktober 2013 is de mediation beëindigd, waarna partijen een verklaring hebben ondertekend. Hierin is vastgelegd dat, hoewel partijen het over de feiten en omstandigheden niet eens zijn, vast is komen te staan dat de fysiotherapeut de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden waardoor klaagster is benadeeld.

3. De klacht

Klaagster verwijt de fysiotherapeut grensoverschrijdend en in strijd met de beroepsregels te hebben gehandeld door een seksuele relatie met haar aan te gaan. De relatie ontstond in een situatie waarin klaagster als patiënt afhankelijk was van fysiotherapeut als hulpverlener. Deze afhankelijke positie maakte het voor klaagster onmogelijk om weerstand te bieden. Dit had niet mogen gebeuren. Klaagster voelt zich hierdoor gebruikt en ernstig benadeeld. Klaagster wil met het indienen van de klacht achteraf alsnog haar grens aangeven en protest aantekenen tegen het gedrag van de fysiotherapeut jegens haar. Klaagster was van 1998 tot 2011 in behandeling bij de fysiotherapeut. Hoewel klaagster dit zich niet meer precies voor de geest kan halen, vond de seksuele gemeenschap waarschijnlijk plaats in 2006 en 2007, maar begon in ieder geval voor klaagsters verhuizing in mei 2009, en duurde tot 2011. Tot de zomer van 2011 heeft klaagster gebruik gemaakt van de oefenruimte van de praktijk.

4. Het standpunt van de fysiotherapeut

Klaagster is vanwege chronische klachten vanaf 1999 tot 2011 met regelmaat meerdere perioden in behandeling geweest. Klaagster maakte voor training gebruik van de oefenzaal van de praktijk van de fysiotherapeut. Daarnaast nam klaagster deel aan door de fysiotherapeut naast zijn praktijk gegeven meditatiecursussen.

De fysiotherapeut erkent dat hij na het ontstaan van een vriendschappelijke relatie, waarin beiden elkaar zagen buiten het spreekuurcontact, een seksuele relatie met klaagster heeft onderhouden. Deze seksuele relatie vond plaats in een periode waarin geen behandeling plaatsvond, tussen 7 juli 2010 en 29 februari 2011. In februari 2011 was er daarnaast eveneens sprake van behandelingen. Na de laatste behandeling op 18 mei 2011 maakte klaagster nog gebruik van de oefenruimte van de praktijk tot november 2011.

De fysiotherapeut is zich ervan bewust dat hij niet professioneel heeft gehandeld. Er was sprake van aanzienlijke problematiek bij de fysiotherapeut waarvoor hij hulp heeft gezocht bij een psycholoog en een psychiater, dit mede om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw in een dergelijke situatie zoals met klaagster geraakt.

5. De beoordeling

Hoewel partijen het over de precieze data van de gebeurtenissen niet eens zijn, staat het onweersproken vast dat de fysiotherapeut met klaagster gedurende de behandelrelatie een relatie is aangegaan en heeft onderhouden, die zich steeds verder en intiemer ontwikkelde tot aan herhaalde seksuele gemeenschap toe. Dit handelen van de fysiotherapeut is naar het oordeel van het college onaanvaardbaar.

Dit volgt uit de destijds - en tot op heden - geldende norm betreffende de persoonlijke levenssfeer neergelegd in de Modelregeling Fysiotherapeut-Patiënt: “De fysiotherapeut dringt niet verder door tot de privésfeer dan in het kader van de hulpverlening noodzakelijk is. De fysiotherapeut onthoudt zich van contacten van seksuele aard gedurende de behandelrelatie. Verbale of lijfelijke intimiteiten zijn niet toegestaan.”

Onder “Intimiteit” in artikel 38 en 39a-e van de Beroepsregels en gedragsregels voor de fysiotherapeut van de KNGF staat in dit verband:

38 De fysiotherapeut dient zich tegenover de patiënt en diens eventuele begeleiders respectvol te gedragen. Informaliteit, die niet duidelijk gewenst is, dient achterwege te blijven.

39a Indien bij de fysiotherapeut andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, is het noodzakelijk de behandeling tactvol aan een collega over te dragen.

39b Indien de fysiotherapeut vermoedt dat bij de patiënt andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, is het voor de fysiotherapeut noodzakelijk zich hiervan te vergewissen en zonodig de patiënt er tactvol op te attenderen dat deze gevoelens niet kunnen worden beantwoord. Blijven de signalen zich herhalen, dan is overdragen van de behandeling noodzakelijk.

39c Indien fysiotherapeut en patiënt vaststellen dat, wederzijds, andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, dient de behandeling te worden beëindigd. In overleg met de patiënt kan de behandeling worden overgedragen aan een collega.

39d De fysiotherapeut dient alle onvermijdelijke handelingen die als te informeel, of als erotisch (bedoeld), zouden kunnen worden opgevat, te verklaren en met de nodige zorg te omgeven. De toestemming van de patiënt dient te worden afgewacht.

39e Ook verbale uitingen met een dergelijk karakter dienen te allen tijde te worden nagelaten daar deze strijdig zijn met de correcte bejegening die de persoonlijke waardigheid van de patiënt respecteert.”

Zoals ter zitting door de fysiotherapeut is erkend, was het de fysiotherapeut bekend dat klaagster met name in relaties een kwetsbare persoon was. De fysiotherapeut had zich ervan bewust moeten zijn dat het aangaan van een relatie met hem eerder berustte op de afhankelijke positie van klaagster als patiënte en op haar kwetsbare persoonlijkheid, dan op haar eigen keuze. Hoe dan ook geldt ten opzichte van alle patiënten evenzeer, dus ongeacht de aard van hun behandeling of persoonlijkheid, dat een behandelaar zich dient te onthouden van iedere vorm van intiem persoonlijk contact. Dit had de fysiotherapeut duidelijk moeten zijn.

De fysiotherapeut heeft aangegeven dat hij met klaagster hierover in gesprek is gegaan, toen hij achteraf zijn fouten inzag, en dat hij zich onder behandeling heeft gesteld.

Gezien het vorenstaande is de klacht gegrond. De fysiotherapeut heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten door de grenzen van het professionele handelen te overschrijden. Gelet op de ernst van de normschendingen zal het college de maatregel van schorsing van de inschrijving in het register voor na te noemen duur opleggen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

schorst de inschrijving van de fysiotherapeut in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor de duur van VIER WEKEN.

Deze beslissing is gegeven op 8 april 2014 door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

mr. W.M. Mooij en drs. J.E. Geensen, leden-fysiotherapeuten, bijgestaan door

mr. C.G. Versteeg, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.