ECLI:NL:TGZRSGR:2014:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-188

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2014:54
Datum uitspraak: 13-05-2014
Datum publicatie: 13-05-2014
Zaaknummer(s): 2013-188
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verwijt aan de longarts dat patiënte door een medische fout van de arts is overleden wordt verworpen. Ook het verwijt dat de longarts de abstinentiecodes niet met patiënte en klager heeft besproken wordt afgewezen. Het college merkt op dat de arts in casu terecht behandelbeperkingen heeft afgesproken. Voorts wordt opgemerkt dat de reikwijdte van het abstinentiebeleid voor klager kennelijk onvoldoende duidelijk is geworden, hetgeen voorkomen had kunnen worden als de arts bij het gesprek hierover had geverifieerd of zijn boodschap was overgekomen zoals hij had bedoeld. Ook had dit toen vastgelegd moeten worden in het medisch dossier. Dit is evenwel onvoldoende om een tuchtrechtelijke maatregel te rechtvaardigen. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 13 mei 2014

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, longarts,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen: de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift (met bijlage) is ontvangen op 13 augustus 2013. Namens de arts heeft mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht, op de klacht gereageerd (met als bijlage het medisch dossier), waarna repliek en dupliek (met als bijlage een verklaring van de SEH-arts E) hebben plaatsgevonden.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 18 maart 2014. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager werd vergezeld door zijn dochter F. De arts werd bijgestaan door mr. Nunes voornoemd. Mr. Nunes heeft pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

2.1 Klager is de echtgenoot van wijlen G (hierna te noemen: patiënte), geboren in 1949 en overleden op [..] december 2012.

2.2 Het eerste contact tussen patiënte en de arts, werkzaam in het H te I, heeft plaatsgevonden op [..] juli 2012. Na anamnese, lichamelijk- en aanvullend onderzoek bij patiënte heeft de arts de diagnose gemetastaseerd kleincellig longcarcinoom gesteld, een zeer ernstig ziektebeeld met een sombere prognose en geen uitzicht op genezing. Vanaf medio augustus 2012 heeft patiënte vier palliatieve chemokuren ondergaan. Tussentijds werd patiënte door de arts voor controles gezien.

2.3 Aan het einde van de chemokuur, tijdens het consult op [..] december 2012, heeft de arts met patiënte en klager besproken wat het beleid zou zijn in het geval de ziekte progressief zou blijken; dat bij een eventuele volgende opname in het ziekenhuis geen reanimatie en geen Intensive Care (IC)-opname (in termen van het ziekenhuis: code 3B) zouden volgen. Patiënte en klager hebben aangegeven het daar mee eens te zijn.

2.4 Op [..] december 2012 werd patiënte per ambulance naar het H vervoerd wegens verdenking op een longontsteking.

Na opname via de Spoedeisende hulp (SEH), alwaar direct gestart werd met het toedienen van antibiotica, werd patiënte om 12.00 uur overgeplaatst naar de afdeling longgeneeskunde / observatorium. De arts heeft zijn bevindingen - een flinke longontsteking - met patiënte, klager en hun dochter besproken. Daar er sprake was van benauwdheid bij patiënte heeft de arts de zuurstofbril voor een zuurstofmasker vervangen, waardoor de zuurstofsaturatie in het bloed van patiënte verbeterde.

2.5 In de middag rond 14.00 uur werd patiënte overgeplaatst naar de afdeling interne/oncologie. Rond 14.30 uur werd patiënte vanwege het vervoer naar de functieafdeling/echoscopie voor een echo-onderzoek aangesloten op een naar later bleek niet volledig gevulde zuurstoffles. In de wachtkamer is rond 15.05 uur de zuurstoffles van patiënte leeggeraakt, waarop patiënte hevig kortademig werd. Binnen een aantal minuten werd patiënte overgebracht naar de behandelkamer en aangesloten op de zuurstofvoorziening uit de muur. De collega van de arts, longarts J, was op de functieafdeling aanwezig en stelde na onderzoek vast dat er sprake was van een snel verslechterende situatie. Hij heeft klager en zijn dochter op de hoogte gebracht van het feit dat patiënte snel zou komen te overlijden en heeft uitgelegd dat een non-reanimatie en non-IC-beleid zou worden gevolgd. Patiënte was op dat moment niet meer aanspreekbaar. Rond 15.15 uur is patiënte overleden.

2.6 Gelet op het voorgaande en mede vanwege de vele vragen bij de familie heeft de arts zelf geen verklaring van natuurlijke dood afgegeven. Deze werd uiteindelijk wel afgegeven door de schouwarts die was ingeschakeld. Er werd met toestemming (lichaams-)obductie verricht. Bij obductie werd vastgesteld dat patiënte was overleden aan een acute pneumonie met shock. Door het ziekenhuis is het overlijden van patiënte als mogelijke calamiteit gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Ook heeft een onderzoek door de Calamiteitencommissie van het ziekenhuis plaatsgevonden.

3. De klacht

De klacht omvat, kort samengevat, allereerst het verwijt dat patiënte door een medische fout is overleden. Daarnaast verwijt klager de arts dat hij de abstinentiecodes (College: in de termen van het betreffende ziekenhuis codes 3A en 3B) niet met patiënte en klager heeft besproken.

Noch klager noch zijn dochter waren naar hun zeggen op de hoogte van het feit dat de arts op [..] december 2012 op de SEH code 3B had afgegeven. Klager is bij ieder bezoek in het ziekenhuis aanwezig geweest en ook iedere dag dat zijn echtgenote opgenomen was voor een chemokuur. Nog nooit heeft zijn echtgenote hem verteld dat met haar een abstinentiecode was afgesproken.

Er is slechts één keer, toen klagers echtgenote na de laatste chemokuur op controle kwam, met de arts gesproken over ‘geen IC’ en ‘niet reanimeren’. Maar daarvan zou slechts sprake zijn als de longkanker weer terug zou komen en een verdere behandeling nutteloos zou zijn geworden. Code 3B kon volgens klager nooit gelden met betrekking tot de behandeling van een longontsteking. Als er geen sprake was geweest van code 3B op [..] december 2012, dan was zijn echtgenote volgens klager naar de IC overgebracht en had zij die dag niet hoeven te overlijden.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna zo nodig nader zal worden ingegaan.

5. De beoordeling

Na bestudering van alle overgelegde stukken, waaronder het medisch dossier van patiënte en een ingevoegde verklaring van de arts-assistente van de SEH, en naar aanleiding van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, oordeelt het College als volgt.

5.1 Het eerste klachtonderdeel omvat het verwijt dat patiënte door een medische fout van de arts is overleden. Dit klachtonderdeel wordt verworpen.

Het College stelt voorop dat de longontsteking waarmee patiënte op [..] december 2012 in het ziekenhuis werd opgenomen een uiting was van haar ernstige, onderliggende ziekte, en niet gezien moet worden als een opzichzelfstaande aandoening. Patiënte was in de maanden ervoor palliatief behandeld met chemokuren in verband met een gemetastaseerde vorm van

longkanker.

De arts heeft naar het oordeel van het College medisch gezien juist gehandeld. Hij heeft op [..] december 2012, toen patiënte op de SEH lag, het beleid doorgenomen met de arts-assistent, heeft haar meteen bezocht toen zij was overgeplaatst naar de afdeling longgeneeskunde/observatorium en heeft haar behandeling, waaronder de zuurstoftoediening, direct aangepast (zie 2.4). Dat patiënte later op die dag onvoldoende zuurstof heeft gehad, kan de arts niet (tuchtrechtelijk) worden verweten, daar hij bij het tragische ‘zuurstof-incident’ niet betrokken is geweest.

5.2 Omtrent het tweede klachtonderdeel wordt als volgt geoordeeld.

Niet in geschil is dat de arts, in ieder geval op [..] december 2012 (zie 2.3), het abstinentiebeleid met patiënte en klager heeft besproken. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.

Wél verdient opmerking dat de reikwijdte van dit beleid voor klager kennelijk niet voldoende duidelijk is geworden. Dit had voorkomen kunnen worden indien de arts bij het gesprek van [..] december 2012 had geverifieerd of zijn boodschap in dit opzicht bij patiënte en haar echtgenoot was overgekomen zoals hij had bedoeld. Ook had dit toen vastgelegd moeten worden in het medisch dossier. Hiervan is niet gebleken. Dit had beter gekund, maar dit alleen is onvoldoende om een tuchtrechtelijke maatregel te rechtvaardigen. In dit verband hecht het College er aan om nog op te merken dat de arts terecht behandelbeperkingen heeft afgesproken, gelet op het stadium en de ernst van de ziekte van patiënte. Het gaat hierbij om een medische beslissing, die door de arts op medische gronden wordt genomen.

5.3 Overigens wijst het College er op dat het abstinentiebeleid naar alle waarschijnlijkheid geen rol heeft gespeeld bij de beslissing om patiënte op [..] december 2012 niet onmiddellijk op te nemen op de Intensive Care. Het overlijden van patiënte is daarvoor te plotseling geweest.

5.4 Tot slot wijst het College er nog op dat de arts zich transparant heeft opgesteld door het overlijden van patiënte te melden bij de Raad van Bestuur van het ziekenhuis en de Inspectie voor de Gezondheidszorg, waarna een onderzoek door de Calamiteitencommissie van het ziekenhuis heeft plaatsgevonden. Deze opstelling van de arts wordt juist geacht.

5.5 De slotsom is dan ook dat de klacht moet worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door:

mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter; mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist;

M. Keus, dr. J.P. van der Sluijs en dr. R.F. Kropman, leden-artsen; bijgestaan door

mr. S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.