ECLI:NL:TGZRSGR:2014:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-133

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2014:52
Datum uitspraak: 06-05-2014
Datum publicatie: 06-05-2014
Zaaknummer(s): 2013-133
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De verpleegkundige heeft onderzoeken uitgevoerd zoals deze verwacht mogen worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend ambulanceverpleegkundige, ondanks dat de werkdiagnose achteraf niet juist is gebleken. Het advies aan klager om bij aanhoudende pijnklachten de huisarts te bezoeken is juist geweest en de verpleegkundige heeft klager in een voldoende stabiele situatie achtergelaten. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat de verpleegkundige klager niet serieus heeft genomen. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 6 mei 2014

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

wonende te D (E),

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen: de verpleegkundige.

1. Het verloop van het geding

Het door mr. F.A.M. te Braake, advocaat te Goes, ingediende klaagschrift is ontvangen op 6 juni 2013. Namens de verpleegkundige heeft F, werkzaam als bedrijfsjuriste bij G, op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014. Klager is ter zitting verschenen, vergezeld van mevrouw mr. J.A.B. van Dam (advocaat te Goes, kantoorgenote van mr. Te Braake) en H die als tolk heeft gefungeerd, en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. De verpleegkundige is tezamen met F verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 6 februari 2012 is klager op het terrein van het asielzoekerscentrum te B letsel overkomen. Daarop is 112 gebeld. Het ambulanceteam kreeg vanuit de meldkamer de volgende melding: “vechtpartij geweest, 1 persoon met verwondingen been, veel bloed, goed aanspreekbaar.”

2.2 Om 17.26 uur arriveerde een ambulance met de verpleegkundige en een ambulancechauffeur ter plaatse. De verpleegkundige heeft klager bij aankomst aangesproken en een zogenaamd ‘trauma ABCDE onderzoek’ verricht.

2.3 Gelet op de weersomstandigheden (er lag sneeuw en het was koud) en de anamnese tot op dat moment, heeft de verpleegkundige besloten klager overeind te helpen om te bezien of klager zijn been kon belasten. Het belasten van het been was voor klager (zeer) pijnlijk.

Klager is vervolgens ondersteund door de verpleegkundige en de ambulancechauffeur naar de ambulance gebracht, die enkele meters verderop stond, voor verder onderzoek.

2.4 In de ambulance heeft de verpleegkundige nader klinisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de anamnese, het traumamechanisme en het klinisch onderzoek in de ambulance heeft de verpleegkundige besloten dat klager geen ambulancevervoer naar het ziekenhuis nodig had.

2.5 De verpleegkundige beoordeelde dat de rechterknie gekneusd was en heeft deze behandeld met een posttraumatisch knieverband. De schaafwonden van klager werden ontsmet en hadden geen verdere behandeling nodig.

2.6 De verpleegkundige heeft klager geadviseerd om bij aanhoudende klachten de huisarts te bezoeken. De ambulance is tot 17.50 uur ter plaatse geweest.

2.7 Klager is de Nederlandse taal slechts zeer beperkt machtig, I (die op bezoek was bij een bewoner van het asielzoekerscentrum) fungeerde de gehele tijd dat de ambulance ter plaatse was als tolk.

2.8 Klager is diezelfde avond nog naar de spoedeisende eerste hulp gegaan. Daar is een tibeaplateau fractuur rechts geconstateerd alsmede enkele gekneusde ribben. Klager is in het ziekenhuis opgenomen en op 8 februari 2012 aan zijn rechterknie geopereerd.

3. De klacht

De klacht zoals volgt uit de schriftelijke stukken bestaat uit vier onderdelen:

1) De verpleegkundige heeft onvoldoende onderzoek verricht naar de ernst van het letsel.

2) Klager is niet serieus genomen.

3) De verpleegkundige heeft onjuiste medische adviezen gegeven.

4) Klager is niet vervoerd naar het ziekenhuis, aan zijn lot overgelaten en ook overigens is geen vervoer geregeld naar het ziekenhuis.

4. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal het College hierop ingaan in de beoordeling.

5. De beoordeling

5.1 Het College stelt voorop dat het missen van de diagnose van een (tibeaplateau) fractuur rechts op zich niet per se tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Voor gegrondverklaring van de klachten is echter noodzakelijk dat aan de verpleegkundige in enig opzicht is te verwijten dat deze heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die hij als verpleegkundige behoorde te betrachten. De verpleegkundige heeft wel aangegeven dat het heel vervelend is dat klager achteraf (toch) een fractuur bleek te hebben.

5.2 Het eerste klachtonderdeel ziet op het door de verpleegkundige uitgevoerde onderzoek. De verpleegkundige heeft onderbouwd aangevoerd welk onderzoek hij bij klager heeft verricht. Bij aankomst heeft de verpleegkundige een zogenaamd trauma ABCDE onderzoek verricht conform de daarvoor geldende protocollen. Verslaglegging van het onderzoek heeft plaatsgevonden door middel van het medisch ritformulier. Vervolgens heeft in de ambulance nader onderzoek plaatsgevonden bestaande uit het meten van de bloeddruk, saturatie en hartslag. Tevens heeft de verpleegkundige het top-teen onderzoek uitgevoerd, asdruk gegeven op het been en de patella van klager gevoeld, die nog vast zat. De knie was wel gezwollen.

De verpleegkundige heeft ter zitting verklaard dat klager enkele malen veinsde dat hij flauwviel, maar dat hij toen objectief heeft vastgesteld dat klager niet was flauwgevallen. Dit gedrag van klager maakte het uitvoeren van onderzoek lastig, maar niet onmogelijk.

Op basis van het door hem verrichte onderzoek was de werkdiagnose van de verpleegkundige een kneuzing van de rechterknie en hij heeft een drukverband aangelegd.

De door de verpleegkundige uitgevoerde onderzoeken zijn zoals deze verwacht mogen worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend ambulanceverpleegkundige. Dat de werkdiagnose van de verpleegkundige achteraf niet juist is gebleken, maakt het door hem uitgevoerde onderzoek niet onvoldoende of tuchtrechtelijk laakbaar. Het eerste klachtonderdeel is aldus ongegrond.

5.3 Met het tweede klachtonderdeel betoogt klager dat hij niet serieus is genomen. De klachten die klager uitte over de pijn en het vermoeden van de ernst van het letsel werden niet serieus genomen volgens hem. Ook voelt klager zich gediscrimineerd door de verpleegkundige. Klager stelt dat hij bij de verpleegkundige heeft aangegeven hevige pijn aan zijn knie te hebben.

De verpleegkundige erkent dat klager aangaf veel pijn aan zijn knie te hebben, het was voor de verpleegkundige echter lastig deze uiting van pijn op waarde te schatten. Ook bij het ontsmetten van de schaafwonden gaf klager hevige pijn aan. Dit bepaalde mede het referentiekader van de verpleegkundige.

Daarnaast leek klager enkele malen flauw te vallen. Nadat de verpleegkundige objectief had vastgesteld dat klager niet was flauwgevallen, heeft hij klager aangemaand mee te werken aan het onderzoek. Hieruit kan niet worden geconcludeerd dat de verpleegkundige klager niet serieus heeft genomen. Om de situatie juist te kunnen beoordelen diende de verpleegkundige klager immers te onderzoeken. Volgens de verpleegkundige was klager erg geagiteerd en hij wilde aanvankelijk ook niet meewerken aan onderzoek; de verpleegkundige wordt in die visie / beleving van de gebeurtenissen ondersteund door de schriftelijke verklaring d.d. 21 oktober 2013 van de ambulancechauffeur J.

Klager stelt dat de verpleegkundige stond te lachen toen aan klager werd medegedeeld dat niet moest acteren. Enige ondersteuning hiervoor is te lezen in de schriftelijke verklaring d.d. 18 september 2012 van I. Klager stelt tevens dat hij meerdere malen een breuk heeft gehad en aldus als ervaringsdeskundige wist dat het letsel aan zijn knie ernstig was. Ten slotte betoogt klager dat hij te kennen heeft gegeven andere medische ondersteuning te wensen in de vorm van een arts.

De verpleegkundige ontkent klager te hebben uitgelachen dan wel bespottelijk te hebben gemaakt. Ook ontkent de verpleegkundige dat hem toen verteld is dat klager ervaringsdeskundige was met breuken en andere dat hij medische ondersteuning wenste.

Het College kan, nu partijen van mening verschillen over wat er precies gezegd is, er niet van uitgaan dat de verpleegkundige klager hierin onvoldoende serieus heeft genomen. Dit berust er niet op dat aan het woord van de verpleegkundige meer gewicht wordt toegekend dan aan dat van klager, maar op het beginsel dat aan beide verklaringen evenveel waarde wordt toegekend, waardoor het door klager gestelde tegenover de ontkenning door de verpleegkundige wegens ontbreken van objectief houvast niet als voldoende vaststaand kan worden aangenomen. Ook de schriftelijke getuigenverklaringen geven blijk van een andere beleving van hetgeen voorgevallen is op 18 september 2012.

Op grond van de stukken en de behandeling ter terechtzitting heeft het College echter niet kunnen vaststellen dat de verpleegkundige klager niet serieus heeft genomen en niet naar hem heeft geluisterd.

Aldus is het tweede klachtonderdeel ongegrond.

5.4 Het derde onderdeel ziet op de medische adviezen die de verpleegkundige heeft gegeven. Ter zitting is komen vast te staan dat de verpleegkundige tegen klager heeft gezegd dat hij bij aanhoudende pijnklachten de huisarts moest bezoeken. Klager heeft dit, door tussenkomst van de tolk, ook begrepen. Naar het oordeel van het College is dit een juist advies. Het derde klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5.5 Ten slotte het vierde klachtonderdeel. Na onderzoek heeft de verpleegkundige besloten dat klager niet naar het ziekenhuis vervoerd hoefde te worden. Hij heeft klager overgedragen aan de beveiliging van het asielzoekerscentrum, die kon indien dit alsnog nodig bleek te zijn, vervoer naar een huisarts of een ziekenhuis regelen. Naar het oordeel van het College heeft de verpleegkundige klager daarmee in een voldoende stabiele situatie achtergelaten. Dat klager het niet eens was met het besluit dat er geen ambulancevervoer zou plaatsvinden maakt het voorgaande niet anders. Immers, de verpleegkundige heeft op dat moment de beoordeling gemaakt en ook kunnen maken dat geen ambulancevervoer nodig was. Daarmee is ook het vierde klachtonderdeel ongegrond.

5.6 De conclusie uit het voorgaande is dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. De klacht wordt dan ook afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. R.A. Dozy, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, I.M. Bonte, dr. M. Houtlosser, K.C. Timm-van Ruitenburg, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2014.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.