ECLI:NL:TGZRSGR:2014:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-200

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2014:48
Datum uitspraak: 29-04-2014
Datum publicatie: 29-04-2014
Zaaknummer(s): 2013-200
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de huisarts. Het college acht de behandeling met betrekking tot de klachten van diarree met bloedbijmenging en krampende aandrang (aantal onderzoeken en afwachten effect antibioticakuur) in een periode van ruim drie weken verdedigbaar en aanvaardbaar. Na deze periode, toen bleek van dezelfde klachten in dezelfde mate, had de arts gealarmeerd moeten zijn en heef hij de ernst van de situatie niet ingezien en daardoor klager te lang laten doorlopen met zijn klachten. Het is onbegrijpelijk en onjuist dat de arts klager niet heeft afgeraden om met vakantie te gaan naar het buitenland. De arts had een spoedafspraak met de MDL-arts moeten regelen en toen dit niet lukte klager met een verwijsbrief naar de spoedeisende hulp van een ziekenhuis moeten insturen. Waarschuwing.

Datum uitspraak: 29 april 2014

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, huisarts,

werkzaam te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift (met bijlagen) is ontvangen op 30 augustus 2013. Namens de arts heeft mr. L. Beij, werkzaam bij de Stichting VvAA te Utrecht, een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 4 maart 2014. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De arts werd bijgestaan door mr. L. Beij voornoemd.

2. De feiten

2.1 Klager bezocht de arts op 22 april 2013 vanwege darmklachten. In het patiëntendossier is op 22 april 2013 vermeld:

S 1 week dunne poep, 1 maal bloed toilet papier/iets op

Ontlasting. T- spugen – fre wisselt> nu 5 daags

(normaal 1 daags vast) loze aandrang. – wel idee iest

minder wordt. Wel meer lucht.

O abd.gda, normale peristaltiek geen palp.afw.

E diarhee

P exp.

2.2 Op 1 mei 2013 consulteerde klager de arts opnieuw met nog steeds aanhouden darmklachten. In het patiëntendossier is op 1 mei 2013 vermeld:

S 5 daags aandrang voor def, slijmverlies met bloed

Veel krampen in de buik. Komt in aanvallen, Wakker

van. Consistentie dun Ziek – spugn- eet iest minder,

min 1kg

O abd drukgevoelig, def, geen palp afw peristatiek++

wisslende tym

P R/10 st ciprofloxacine tabl 500mg (2.1T)

P wel kweek inzetten en cave – colitis. MDL in gang zette

Schot voor de boeg, ciproxin (ivm vakantie)

2.3 Uit de faeceskweek (uitslag 6 mei 2013) en het bloedonderzoek (uitslag 14 mei 2013) kwamen geen bijzonderheden naar voren. Omdat de klachten aanhielden had de arts klager in een telefonisch consult op 8 mei 2013 verwezen naar de MDL-arts in het D

Ziekenhuis, alwaar klager voor het spreekuur van 6 juni 2013 een afspraak kreeg. Naar aanleiding van het telefonisch consult op 16 mei 2013 is in het patiëntendossier het volgende vermeld:

S Lab normaal> blijft diarhee houden met

bleodbijmenging. Gaat op vakantie naar..> indien daar forse toename diarhee ivmn reizen kortdurend loperamide. Bij T en veel meer bloedverlies geen

loperamide > oordeel arts aldaar

2.4 Klager is van 19 tot 27 mei 2013 met vakantie geweest naar E. Toen het klager zelf na terugkomst op 27 mei 2013 niet was gelukt de afspraak in het ziekenhuis te vervroegen, heeft hij die dag de arts gebeld met de mededeling dat hij het niet meer volhield en eerder naar de MDL-arts wilde of anders bij de Spoed Eisende Hulp wilde langsgaan. De arts heeft toen twee ziekenhuizen in de omgeving gebeld en klager telefonisch bericht dat het niet was gelukt een eerdere afspraak te maken bij een MDL-arts. Op 28 mei 2013 heeft de zorgverzekeraar van klager op diens verzoek een afspraak op 30 mei 2013 voor hem gemaakt bij een MDL-arts in een ander ziekenhuis in de omgeving.

2.5 Op 28 mei 2013 bezocht klager wederom het spreekuur van de arts. In het patiëntendossier is op 28 mei 2013 vermeld:

S heeft veel last vd darmen-met regelmaat bloederige

def, met maar ook wel zonder def. Slijm+ -eten geeft

veel krampen mn in de darmen, ook wel maag.

-missellk+/[-soms spugen –gew - 10kg affgelopen

weken – moe+ - gebruikte voor de krampen veel advll

O bleek+ afgevallen+

E IBD

P R/30st mebeverine hcl c 200m (2.1C)

P stoppen met NSAID proef mebeverine Kan aanstaande

donderdag naar F

P Naar: Poll Interne geneeskunde INT

2.6 Op 30 mei 2013 is klager opgenomen in het ziekenhuis vanwege een aldaar geconstateerde Colitis Ulcerosa.

3. De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat de arts:

3.1 klager te lang heeft laten doorlopen met de ziekte Colitis Ulcerosa;

3.2 geen voorrang heeft gegeven aan de door klager verzochte spoedafspraak bij de MDL-arts.

4. Het standpunt van de arts

4.1 De arts erkent dat hij, met de kennis achteraf, klager te lang heeft laten doorlopen met de ziekte Colitis Ulcerosa. Hij is echter van mening dat hij in het traject voorafgaand aan de vakantie van klager, op basis van zijn bevindingen, zorgvuldig heeft gehandeld.

4.2 Het verwijt, dat hij op 27 mei 2013 niet heeft meegewerkt aan een spoedafspraak voor klager, acht de arts niet terecht. Omdat het regelen van een spoedafspraak op 27 mei 2013 niet lukte, heeft de arts klager verzocht naar het spreekuur op 28 mei 2013 te komen. Klager had echter via zijn zorgverzekeraar wel een spoedafspraak kunnen regelen. De arts betreurt het dat hij die afspraak niet zelf heeft kunnen regelen.

4.3 De arts ziet in dat het niet netjes is geweest om geen contact meer op te nemen met klager na 30 mei 2013. Hij begrijpt de onvrede van klager op dit punt goed. Daarvoor heeft hij klager destijds zijn excuses aangeboden en heeft hij klager uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Op die uitnodiging is klager niet ingegaan.

5. De beoordeling

Klager te lang laten doorlopen met de ziekte Colitis Ulcerosa

5.1 In de ‘NHG-Standaard M34 Acute diarree’ is vermeld:

“Acute diarree: plotselinge afwijking van het defecatiepatroon: toegenomen

frequentie, hoeveelheid en watergehalte van de ontlasting, maximaal 14 dagen.”

5.2 Vast is komen te staan dat klager in de periode tot en met 16 mei 2013 de arts een aantal malen op het spreekuur c.q. telefonisch heeft geconsulteerd (op 22 april 2013, 1 mei 2013, 8 mei 2013 en 16 mei 2013) vanwege een sinds 14 april 2013 bestaande aanhoudende diarree met bloedbijmenging en krampende aandrang. Voorts staat vast dat de arts het op 16 mei 2013 medisch verantwoord heeft geacht om klager met vakantie te laten gaan naar E van 19 t/m 26 mei 2013.

5.3 De klachten zijn begonnen op 14 april 2013 en op 8 mei 2013 heeft de arts klager een verwijsbrief voor de MDL-arts verstrekt. Dit is een termijn van ruim 3 weken zonder dat de klachten intussen waren verminderd en/of veranderd. Dit is weliswaar één week meer dan vermeld in de hiervoor genoemde NHG-Standaard , doch in die periode heeft de arts een aantal onderzoeken laten verrichten en het effect van een antibioticakuur afgewacht. Deze termijn is naar het oordeel van het College dan ook verdedigbaar en aanvaardbaar. Op het beleid tot 8 mei 2013 heeft het College geen aanmerkingen.

5.4 Het feit dat de afspraak bij de MDL-arts pas op 6 juni 2013 doorgang kon vinden, had voor de arts reden kunnen zijn om te afspraak te bespoedigen. Echter, toen klager op 16 mei 2013 wederom op het spreekuur kwam met dezelfde klachten in dezelfde mate, had de arts gealarmeerd moeten zijn en de afspraak met de MDL-arts moeten bespoedigen. In plaats daarvan heeft de arts klager niet afgeraden om van 19 t/m 26 mei 2013 met vakantie te gaan naar E. Het College is van oordeel dat de arts op dat moment de ernst van de situatie niet heeft ingezien en daardoor klager te lang heeft laten doorlopen met zijn klachten. Daarmee is dit klachtonderdeel gegrond.

5.5 Daarnaast wenst het College een aantal opmerkingen te maken over het feit dat de arts klager om onder de gegeven omstandigheden niet heeft afgeraden om met vakantie te gaan naar E. Het College acht dit advies onbegrijpelijk en onjuist. Ten eerste is het vanwege mogelijk infectiegevaar voor de medepassagiers ongewenst om met diarree in een vliegtuig te stappen. Ten tweede heeft de arts ter zitting desgevraagd aangegeven, dat hij zich niet had verdiept in de medische situatie in E voordat hij klager toestond om aldaar met vakantie te gaan. Ten derde acht het College, in de gegeven omstandigheid dat de arts klager reeds op 8 mei 2013 een verwijsbrief had gegeven voor de MDL-arts vanwege verdenking op Inflammatory Bowel Disease (IBD), het advies om bij forse toename van de diarree Lopermide te gebruiken ongewenst en medisch gezien onverantwoord (contra-indicatie), ook al gold het advies voor een korte periode.

Geen voorrang gegeven aan de door klager verzochte spoedafspraak bij de MDL-arts.

5.6 De acute diarree met bloedbijmenging bestond langer dan 14 dagen en verminderde en/of veranderde niet, de uitslagen van de faeceskweek en het bloedonderzoek toonden geen bijzonderheden en op 8 mei 2013 liet klager de arts weten dat de voorgeschreven antibiotica geen effect hadden gesorteerd. Daarop heeft klager een verwijsbrief gekregen voor de MDL-arts. Tot zover heeft het College geen aanmerkingen.

5.7 Toen klager op 27 mei 2013 de arts belde met de mededeling dat hij nog steeds diarree had met bloedbijmenging, 10 kg was afgevallen en het niet meer volhield, was het moment aangebroken om direct een MDL-arts te consulteren en te bewerkstellingen dat klager op korte termijn zou worden gezien. Het verweer van de arts dat het hem op 27 mei 2013 niet was gelukt om een spoedafspraak voor klager te bewerkstellingen, kan niet worden aanvaard. In het geval dat geen enkele MDL-arts in de regio bereid c.q. in staat was klager op korte termijn te zien, stond voor de arts de mogelijkheid open om klager met een verwijsbrief naar de Spoed Eisende Hulp van een ziekenhuis in te sturen. Dat de arts dit niet heeft gedaan valt hem in de gegeven omstandigheden, waarin klager inmiddels ernstig ziek was, tuchtrechtelijk te verwijten. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

5.8 Het College acht de beide onderdelen van de klacht gegrond . Mede gelet op de omstandigheid dat de arts ter zitting inzicht heeft getoond, acht het College de maatregel van waarschuwing voldoende.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt de maatregel van een WAARSCHUWING op.

Deze beslissing is gegeven door: mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. dr. R.P. Wijne, lid-jurist, prof. dr. J.H. van Bockel, G.A. van Meer en dr. G.J. Dogterom, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2014.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.