ECLI:NL:TGZRSGR:2014:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-098
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2014:46 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-04-2014 |
Datum publicatie: | 15-04-2014 |
Zaaknummer(s): | 2013-098 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | 2013-098 Het verwijt tegen de huisarts dat de aan klager toegezonden patiëntendossiers van zijn zoon niet volledig waren, met name vanwege het ontbreken van de indicatiebesluiten van Bureau Jeugdzorg faalt. Hierbij gaat het college in op het recht op informatie voor de niet-gezagdragende ouder. Niet is komen vast te staan dat de arts de zoon van klager heeft doorverwezen naar Riagg en hiervoor gebruik heeft gemaakt van het rapport van het Haags Ambulatorium. Klacht afgewezen. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 1 mei 2013. Namens de arts heeft mr. L. Beij, werkzaam bij Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht, op de klacht gereageerd (met bijlagen), waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Het College heeft de klacht op 18 februari 2014 in raadkamer behandeld.
2. De feiten
2.1 Klagers zoon, E (hierna E), verblijft in een pleeggezin. In 2005 is E via zijn pleegouders patiënt in de praktijk van de arts geworden.
2.2 B lijkens het Centraal Gezagsregister is klager per 3 oktober 2011 het ouderlijk gezag over E is ontnomen.
2.3 In september 2011 heeft klager het patiëntendossier van E bij de arts opgevraagd en ook ontvangen. Op 22 februari 2013, 8 en 11 maart 2013 en bij brief van 20 april 2013 heeft klager de arts nogmaals verzocht om toezending van het complete patiëntendossier van E. De arts heeft het patiëntendossier op 27 april 2013 nogmaals verzonden aan klager.
2.4 E is opgeroepen voor onderzoek door het Riagg middels een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg. De arts heeft een verwijsbrief voor het onderzoek door de Riagg verstrekt.
3. De klacht
De klacht komt er kort gezegd op neer, dat:
1. De patiëntendossiers van E, die klager van de arts heeft ontvangen in september 2011 en april 2013, waren niet compleet vanwege het ontbreken van de indicatiebesluiten (periode 2004 – heden) van Bureau Jeugdzorg;
2. Klager niet is geïnformeerd over c.q. heeft geen toestemming gegeven voor verwijzing door de arts van E naar de Riagg, noch voor gebruikmaking door de arts van het rapport van het F ten behoeve van deze doorverwijzing.
4. Het standpunt van de arts
De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen betwist. Op hetgeen hij als verweer heeft aangevoerd, zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan
5. De beoordeling
5.1 Het eerste klachtonderdeel wordt verworpen.
Deze klacht betreft in feite een verwijt dat de toegezonden patiëntendossiers niet volledig waren, met name vanwege het ontbreken van voormelde indicatiebesluiten. De arts heeft aangegeven dat hij deze besluiten nooit van het Bureau Jeugdzorg heeft ontvangen. Nog daargelaten de vraag of indicatiebesluiten behoren tot het medisch dossier dat de arts hoort bij te houden (in de zin van artikel 7:454, eerste lid BW), valt het de arts in de gegeven omstandigheden in ieder geval niet tuchtrechtelijk te verwijten dat deze ontbraken in de aan klager toegezonden medische dossiers.
Hier komt nog het volgende bij. Vanaf 3 oktober 2011 is het ouderlijk gezag over E aan klager ontnomen.
In artikel 377c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek Boek 1 is voorzien in een recht voor de niet-gezagdragende ouder, om op verzoek informatie aangaande de verzorging en opvoeding van het kind te kunnen verkrijgen. Dit recht geldt ten opzichte van derden die beroepsmatig over deze informatie beschikken, onder wie de arts. Het recht op informatie van klager als niet-gezagdragende ouder, omvat echter geen inzagerecht. De arts kan zich beperken tot globale, feitelijke en belangrijke informatie (doelgericht). Gelet hierop heeft de arts hoe dan ook voldoende informatie aan klager als niet-gezagdragende ouder verstrekt.
5.2 Ook het tweede klachtonderdeel wordt verworpen.
De arts stelt dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het onderzoek door de Riagg en ontkent het rapport van het F te hebben gebruikt voor een doorverwijzing van E naar de Riagg. De arts stelt uitsluitend een verwijsbrief te hebben opgesteld ten behoeve het onderzoek door de Riagg.
Nu de standpunten van partijen uiteen lopen en klager zijn standpunt op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat de arts méér heeft gedaan dan het louter sturen van een verwijsbrief. Aldus is de grondslag aan het verwijt jegens de arts komen te ontvallen.
Nu klager bovendien in de periode van het schrijven van de verwijsbrief niet meer met het gezag over E was belast, kan de arts niet worden tegengeworpen dat klager terzake geen toestemming heeft gegeven, althans dat klager door de arts niet (spontaan) is geïnformeerd. Het College zal dan ook de klachten zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond afwijzen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 18 februari 2014 door:
mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, dr. B. van Ek,
dr. F.E. Ros, dr. mr. P.H.M.T. Olde Kalter, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok,
secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.