ECLI:NL:TGZRSGR:2014:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-003
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2014:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-03-2014 |
Datum publicatie: | 04-03-2014 |
Zaaknummer(s): | 2013-003 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een arts (arrestantenzorg). De arts heeft zonder blaastest of ander onderzoek, uitsluitend gebaseerd op een geur, geconcludeerd dat klager 6 tot 8 uur moest ontnuchteren, met het – verstrekkende – gevolg dat klager de nacht in een politiecel heef moeten doorbrengen. Gegrond. Waarschuwing. |
Datum uitspraak: 4 maart 2014
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, arts,
wonende te D (E),
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 8 januari 2013. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Klager heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De arts is niet op het vooronderzoek verschenen. Op 23 oktober 2013 heeft klager een brief gestuurd. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 7 januari 2014. Klager is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. De arts was afwezig.
2. De feiten
Op 11 januari 2003 is klager mishandeld door, althans betrokken geraakt in een handgemeen met, een bewaker van de supermarkt. Klager is vervolgens door de politie meegenomen en op het bureau te B vastgehouden in een verblijfsruimte. Daar heeft de politie de arts bij klager geroepen. De arts heeft klager op de avond van 11 januari 2003 om 21.30 uur gezien en het consultformulier als volgt ingevuld:
bij Klacht/advies
“ A/ Overal o/h hoofd, hals, nek en schouders: pijn. Kan hoofd en armen niet optillen. Geen bekende med. ziekten.
O/ - Riekt sterk naar alcoholica, kan opzitten, kan hoofd stabiel houden, kan armen wel optillen, ½ cm grote schaaf (?) wond o/d Rechterzijde v/h voorhoofd, géén zwellingen, geen blauwe plekken.
C/ (ZEER) licht trauma”.
Bij Behandelschema/medicatie
“11/01, 21.45 schaafwond ontsmet”
Bij Belangrijk
“ 1) weinig objectiveerbare klachten
2/ moet ontnuchteren: 6-8 uren”
De politie heeft klager vervolgens in een cel ingesloten voor de nacht.
3. De klacht
De klacht luidt, dat de arts een valse medische verklaring heeft afgelegd die niet is gebaseerd op onderzoek.
4. Het standpunt van de arts
De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
Dit College is bevoegd de klacht te behandelen, nu de arts zijn woonplaats in het buitenland heeft en het gestelde handelen of nalaten is geschied in het ambtsgebied van dit College. Klager heeft in de schriftelijke stukken en ook ter zitting verklaard, dat hij op 11 januari 2003 door de politie is behandeld als dader, terwijl hij slachtoffer is geweest van mishandeling. Klager heeft op de avond van 11 januari 2003 op het politiebureau, toen twee agenten met de arts in de deuropening van de verblijfsruimte zijn verschenen, te kennen gegeven dat hij niet onderzocht wilde worden, maar naar het ziekenhuis wilde vanwege zijn verwondingen. Klager heeft ook geen toestemming gegeven om zijn hoofdwond te ontsmetten. Klager heeft gesteld dat hij geen alcohol gebruikt, en dus ook niet op 11 januari 2003. De arts heeft aangevoerd dat hij zich weinig kan herinneren van het contact met klager op het politiebureau op 11 januari 2003, maar dat hij tijdens zijn nevenactiviteit als arts arrestantenzorg vele soortgelijke casussen heeft beoordeeld. Hij is niet ter zitting verschenen om zijn standpunt toe te lichten.
Het College heeft geen reden om aan de stellingen van klager te twijfelen. Hoe dan ook is komen vast te staan, dat de arts op 11 januari 2003 geen blaastest heeft afgenomen - een eenvoudig middel om het gebruik van alcohol aan te tonen of uit te sluiten. Hij heeft ook geen ander onderzoek naar alcoholgebruik verricht. De arts heeft zijn conclusie dat klager 6 tot 8 uren moest ontnuchteren kennelijk gebaseerd op een geur. De stelling van klager wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van de politieagente die klager op 11 januari 2003 in de politieauto heeft begeleid, waarin zij heeft verklaard dat zij geen alcohollucht rondom klager heeft waargenomen. Het College overweegt dat hetgeen in het medisch dossier is vastgelegd in de regel als aannemelijk wordt beschouwd, maar dat er in dit geval gerede twijfel is aan de juistheid van de waarneming van de arts. Maar bovenal vormt de enkele waarneming van een geur onvoldoende grondslag voor de conclusie dat klager moest ontnuchteren, een conclusie met als verstrekkend gevolg dat klager een nacht heeft moeten doorbrengen in een politiecel. De arts heeft aldus gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten. Dientengevolge beoordeelt het College de klacht als gegrond.
De oplegging van na te melden maatregel is in de gegeven omstandigheden passend.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
legt op de maatregel van een WAARSCHUWING
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, prof. dr. M.W. Hengeveld en prof. dr. R.G. Pöll, leden-artsen, bijgestaan door mr. P.J. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.