ECLI:NL:TGZRSGR:2014:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-162a
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2014:122 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-12-2014 |
Datum publicatie: | 02-12-2014 |
Zaaknummer(s): | 2014-162a |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager in klacht tegen verpleegkundige niet-ontvankelijk. Geen rechtstreeks belanghebbende. Nu klager niet een naaste betrekking is van de patiënt, is hij ook niet als zodanig gerechtigd een tuchtklacht in te dienen over een gedraging in het kader van de behandeling van de patiënt waardoor klager zich persoonlijk benadeeld voelt. Van enig handelen jegens klager los van de behandeling van de patiënt is niet gebleken. Daarbij komt dat de patiënt expliciet heeft verklaard niet met de indiening van de klacht in te stemmen. Klager niet-ontvankelijk. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klager,
tegen:
C , verpleegkundige,
werkzaam te B,
verweerder,
1. De overwegingen
Het klaagschrift met bijlagen is ontvangen op 18 juni 2014.
2. De klacht
2.1 In het klaagschrift klaagt klager over het feit dat verweerder D op de afdeling Wonen heeft geplaatst in plaats van D naar zijn huisadres (bij klager) te laten gaan.
2.2 In zijn in kopie gestuurde e-mails stelt klager onder meer het volgende:
“KLACHTEN ZIJN VERKEERD BEGREPEN door de diverse verweerders!
NIET OVER DE BEHANDELING D, MAAR OVER BEHANDELING
van A, daar gaan mijn klachten over.”
3. Het standpunt van verweerder
Verweerder beroept zich op niet-ontvankelijkheid van klager onder meer omdat klager geen rechtstreeks belanghebbende is (geen naaste betrekking). Subsidiair heeft verweerder gesteld dat hij nooit betrokken is geweest bij de behandeling van D. Verweerder legt een verklaring over van D, inhoudend dat de indiening van deze klacht niet zijn instemming heeft.
4. De beoordeling
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 65, lid 1 onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de Wet BIG) wordt een tuchtzaak aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van – onder meer – een rechtstreeks belanghebbende. Onder dit begrip vallen in ieder geval de patiënt zelf en de nabestaanden van de overleden patiënt. Ook naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn. Dat is in de eerste plaats het geval indien de patiënt minderjarig is of anderszins handelingsonbekwaam. Een redelijke wetstoepassing brengt voorts mee dat de naaste betrekkingen ook als rechtstreeks belanghebbende kunnen worden aangemerkt wanneer de patiënt met de indiening van de klacht instemt. Naaste betrekkingen van de patiënt zijn ook gerechtigd een klacht in te dienen indien de klacht een handelen of nalaten van de beroepsbeoefenaar betreft in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten ten opzichte van die naaste betrekkingen.
4.2 Het College begrijpt uit stelling weergegeven onder 2.2 dat klager niet klaagt over de behandeling van D, maar over de behandeling van hemzelf. Nu klager niet een naaste betrekking van D is, is hij ook niet als zodanig gerechtigd een tuchtklacht in te dienen over een gedraging van verweerder in het kader van zijn behandeling van D waardoor klager zich persoonlijk benadeeld voelt. Van enig handelen jegens klager los van de behandeling van D is niet gebleken. Daar komt bij dat D expliciet heeft verklaard niet met de indiening van de klacht in te stemmen. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard omdat hij niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt.
5. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 8 oktober 2014 door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, I.M. Bonte, W.M.E. Bil MANP en dr. M. Houtlosser, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.