ECLI:NL:TGZRSGR:2014:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-080i
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2014:121 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-12-2014 |
Datum publicatie: | 02-12-2014 |
Zaaknummer(s): | 2013-080i |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen transfer-verpleegkundige die belast is geweest met het regelen van zorg voor de vader van klaagster na ziekenhuisopnames, maar die niet bij de verpleging zelf betrokken is geweest. Klaagster ontvankelijk als nabestaande. Tweede ontvankelijkheidsverweer – dat verweerster zelf niet bij de behandeling was betrokken – ook verworpen, nu de contacten inzake de transfer wel betrekking hadden op de patient. Klachten als ongegrond afgewezen. Eerste klacht had geen betrekking op de door verweerster geregelde zorg. Tweede klacht betrof de beslissing tot ontslag zelf, die niet door verweerster maar door een arts is genomen. De gestelde niet-beschikbaarheid van informatie over onderzoeken en het nog steeds bestaan van klachten bij de patiënt kunnen niet leiden tot tuchtrechtelijk verwijt aan verweerster. |
Datum uitspraak: 2 december 2014
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, verpleegkundige,
werkzaam te D,
verweerster,
gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, werkzaam te Zwolle.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 9 april 2013
- het verweerschrift met bijlagen
- de repliek met bijlagen
- de dupliek, met bijlage.
1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2014. Klaagster is, hoewel naar behoren opgeroepen, niet verschenen. Verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, is verschenen en heeft haar standpunt mondeling toegelicht.
1.3 De klacht is behandeld tezamen met de met deze klacht samenhangende klacht, zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, tegen de verpleegkundige E, welke klacht bekend onder dossiernummer 2013-080g.
2. De feiten
2.1 Klaagster is de dochter van wijlen F, geboren in 1935 (hierna ook te noemen: patiënt).
2.2 Patiënt is gedurende twee periodes opgenomen geweest in het G, locatie H, namelijk van 21 tot en met 28 december 2012 en van 17 januari tot en met 7 februari 2013. Op laatstgenoemde datum is hij naar verpleeghuis I te B overgeplaatst. Daar is hij in februari 2013 overleden.
2.3 Verweerster, werkzaam als transfer-verpleegkundige in het G, is belast geweest met het regelen van de zorg voor de patiënt na de laatste opname. Daarnaast heeft zij - bij afwezigheid van een collega - tijdens de eerste opname op 28 december 2012 een telefoongesprek met klaagster gevoerd. In dit telefoongesprek heeft verweerster op verzoek van klaagster, die geen verpleeghuisopname voor haar vader wilde, thuiszorg en dagbehandeling geregeld.
2.4 Klaagster heeft een klacht ingediend bij de klachtencommissie van het G tegen elf zorgverleners, onder wie verweerster. Op 18 september 2013 is door de klachtencommissie schriftelijk uitspraak gedaan op alle klachten gezamenlijk.
3. De klacht
De klacht betreft – zakelijk weergegeven – de gang van zaken op 23 december 2012, toen klaagster werd gebeld door een verpleegkundige van de behandelafdeling van het ziekenhuis met de mededeling dat zij haar vader kon komen ophalen; zij is toen naar het ziekenhuis gegaan, waar noch een arts noch verzorging aanwezig was. Het ontslag is toen teruggedraaid. Op 27 december 2012 is klaagster gebeld door het transferbureau met de mededeling dat haar vader op 28 december 2012 kon worden ontslagen uit het ziekenhuis. Er was toen geen informatie beschikbaar over welke onderzoeken er al dan niet waren gedaan en de klachten van de vader van klaagster waren nog aanwezig. De verpleegkundige overdrachten waren onvolledig.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft een beroep op niet-ontvankelijkheid gedaan en voorts de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen inhoudelijk bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het College verklaart klaagster in haar klacht ontvankelijk. Ingevolge artikel 65, eerste lid, sub a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan een tuchtzaak aanhangig worden gemaakt door een schriftelijke klacht van - onder meer - een rechtstreeks belanghebbende. Onder dit begrip valt ook een nabestaande van een overleden patiënt. Klaagster is nabestaande en daarom rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG. Ingeval de patiënt is overleden kan de instemming van de patiënt met de klacht van één van zijn nabestaanden in de regel worden verondersteld. Er zijn onvoldoende omstandigheden gebleken die aanleiding geven hieraan in dit geval te twijfelen. Dat verweerster niet zelf bij de verpleging van patiënt was betrokken staat evenmin aan ontvankelijkheid van klaagster in de weg, reeds omdat de contacten inzake de transfer wel betrekking hadden op de patiënt.
5.2 Omtrent het regelen door verweerster, op 28 december 2012, van thuiszorg in plaats van een verpleeghuisopname – een en ander conform de wens van klaagster – is er geen concrete klacht. Verweerster is niet degene die eerder tijdens deze opname naar klaagster heeft gebeld over een eerder ontslag. De beslissing omtrent het ontslag van een patiënt wordt door een arts genomen en niet door een (transfer-)verpleegkundige. De stelling van klaagster omtrent het niet beschikbaar zijn van informatie over onderzoeken en haar stelling dat de klachten van haar vader er nog steeds waren, kan dan ook niet leiden tot een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerster als (transfer-)verpleegkundige. Voorzover het gaat om de tweede opname is er geen duidelijke - andere - klacht ten aanzien van verweerster. Een klacht over de verpleegkundige overdracht kan geen betrekking hebben op verweerster, want die overdracht behoort niet tot de taak van verweerster als transferverpleegkundige. De klacht zal dus als ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
verklaart klaagster in de klacht ontvankelijk;
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, I.M. Bonte, W.M.E. Bil MANP en dr. M. Houtlosser, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2014.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.