ECLI:NL:TGZRGRO:2014:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/01
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2014:28 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-08-2014 |
Datum publicatie: | 19-08-2014 |
Zaaknummer(s): | VP2014/01 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt verweerster, die in het kader van bemoeizorg betrokken is geraakt bij klager, dat zij onjuiste informatie over hem heeft verstrekt aan zijn behandelaar. Hiervan is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat verweerster anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager. Klacht is kennelijk ongegrond. |
Rep.nr. VP2014/01
19 augustus 2014
Def. 79
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 14 januari 2014
binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
verpleegkundige,
werkzaam te D,
verweerster,
BIG reg. nr:-.
1. Verloop van de procedure
1.1
Het College heeft kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
- het klaagschrift van 9 januari 2014, ingekomen op 14 januari 2014;
- het verweerschrift van 16 februari 2014, ingekomen op 17 februari 2014;
- een brief van klager van 20 maart 2014, ingekomen op 22 maart 2014;
- het proces-verbaal van het op 15 mei 2014 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van mr. drs. W.J. de Boer, plaatsvervangend secretaris van het College.
1.2
De klacht is behandeld in raadkamer.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.
2.1
Verweerster is werkzaam bij E. Dit netwerk helpt mensen die zorg nodig hebben maar zelf geen hulp vragen. Om zorgwekkende situaties, sociaal kwetsbare personen of gezinnen te vinden en te ondersteunen, maken gemeenten gebruik van het centrale advies- en meldpunt van E. Het doel van E is tweeledig: het voorkomen en verminderen van sociale uitsluiting en dakloosheid van de doelgroep en het realiseren van een aanvaardbare kwaliteit van leven voor kwetsbare mensen.
2.2
Begin oktober 2013 ontving de politie, gemeente F, signalen van diverse personen die brieven van klager hadden ontvangen. In de brieven beschreef klager oude zakelijke geschillen. Vanuit het E netwerk G is verweerster gevraagd om te onderzoeken of er bij klager sprake was van een ziektebeeld op psychiatrisch gebied en zo ja, of het versturen van de voornoemde brieven voortkwam uit dat ziektebeeld.
2.3
Op 19 december 2013 heeft verweerster bij de woning van klager aangebeld. Deze heeft verweerster binnengelaten en partijen hebben aldaar bij benadering een uur met elkaar gesproken. Tijdens het gesprek heeft verweerster uitleg gegeven over de reden van haar komst. Verder is ter sprake gekomen dat klager onder behandeling van het H staat wegens psychische klachten en dat de eerstvolgende afspraak met de behandelaar gepland stond in maart 2014. Verweerster heeft aan klager kenbaar gemaakt dat zij zich zorgen om hem maakte en dat zij zijn behandelaar wilde inlichten over de situatie. Klager was het daar niet mee eens.
2.4
Verweerster heeft de situatie van klager met collega’s besproken en heeft aan de hand daarvan besloten om de behandelaar van klager in te lichten over zijn situatie.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
De klacht komt er in de kern op neer dat verweerster niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam handelend verpleegkundige mocht worden verwacht doordat zij tegen zijn wil de behandelaar van het H heeft ingelicht en onjuiste berichten over hem heeft verspreid. Door dit handelen heeft verweerster klager schade berokkend.
4. Het verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Verweerster voert aan dat zij zorgvuldig en uit het oogpunt van goed hulpverlenerschap heeft gehandeld door de behandelaar van klager in te lichten. Er was sprake van een overlastsituatie. Zowel klager als zijn omgeving dreigden hierdoor geschaad te worden. Zeer waarschijnlijk was het gedrag van klager het gevolg van zijn psychiatrisch ziektebeeld. Justitiële vervolging zou dreigen als de situatie niet snel zou verbeteren. Naar de mening van verweerster was er dan ook sprake van een dusdanige urgente situatie dat niet kon worden gewacht tot de volgende afspraak van klager met zijn behandelaar.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Het College overweegt in de eerste plaats dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen ten tijde van het handelen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Vast staat dat verweerster zonder toestemming van klager zijn behandelaar bij het H heeft ingelicht. Verweerster heeft toegelicht dat zij tot dit besluit is gekomen doordat justitiële vervolging zou dreigen als de situatie van klager niet snel zou verbeteren. Klager heeft niet weersproken – ondanks dat hij hiertoe in de gelegenheid is gesteld - dat er sprake is (geweest) van een overlastsituatie die zodanig was dat justitiële vervolging inderdaad zou kunnen dreigen. Aannemelijk is dan ook dat het inlichten van de behandelaar de enige manier leek om snel verbetering in de situatie van klager aan te brengen en dat verweerster dit enkel en alleen uit het oogpunt van goed hulpverlenerschap en ter voorkoming van (verdere) schade heeft gedaan.
5.3
Het College is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat de handelwijze van verweerster in de omstandigheden van dit geval niet als onprofessioneel of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar kan worden aangemerkt.
5.4
De klacht moet dan ook kennelijk ongegrond worden verklaard.
6. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.
Aldus gewezen door:
mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,
prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,
mw. drs. J. van der Sluis, lid-verpleegkundige,
drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,
mw. A. Timmerman, lid-verpleegkundige,
bijgestaan door mw. mr. B.J.K. Boter, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2014 door mr. P.W.M. Huisman, voorzitter, in tegenwoordigheid van de mw. mr. J. Wiersma-Veenhoven, secretaris.
De secretaris: De voorzitter: