ECLI:NL:TGZREIN:2014:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1420
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2014:81 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-08-2014 |
Datum publicatie: | 21-08-2014 |
Zaaknummer(s): | 1420 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ambulance verpleegkundige wordt verweten dat zij klaagster niet onderzocht heeft en haar aan haar lot heeft overgelaten en voorts dat zij niet bereid was mee te werken aan een goede afwikkeling van de klacht bij de ambulancedienst. Verschillende lezingen over de feiten. Ongegrond. |
Uitspraak: 21 augustus 2014
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 januari 2014 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
gemachtigde [C] te [B]
tegen:
[D]
verpleegkundige
destijds werkzaam te [B]
verweerster
gemachtigde mr. I.M.I. Apperloo te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling daarop
- het verweerschrift
- de repliek en de aanvullingen daarop
- de dupliek
- de brieven van het tuchtcollege d.d. 11 april 2014 en 13 mei 2014 aan partijen
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 7 juli 2014 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 30 september 2013 is klaagster, rijdend op een fiets, aangereden door een auto waarna politie- en ambulancehulp werd ingeroepen. Verweerster was als verpleegkundige werkzaam op de ambulance die arriveerde. Klaagster had pijn aan haar benen en kon niet overeind komen. Verweerster en haar collega hebben klaagster overeind geholpen en zijn, met klaagster tussen hen in, naar de ambulance gelopen. Nadat besloten werd om klaagster niet naar het ziekenhuis te brengen, is klaagster door de ambulance naar huis gebracht en voor de deur afgezet. Aangezien klaagster veel pijn bleef houden, werd zij door haar huisarts naar het ziekenhuis verwezen. In het verslag van de radioloog van 7 oktober 2013 staat vermeld:
‘Beeld van een ernstige coxarthrosis beiderzijds. Fissuurtje in de ramus superior os pubis links en waarschijnlijk ook in de ramus inferior. Patiënte verwezen naar de spoedpoli.’
Klaagster heeft over de gang van zaken een klacht ingediend bij de Regionale Ambulance Voorziening (RAV).
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
De kern van de klacht houdt -kort en zakelijk weergegeven- in dat verweerster klaagster niet heeft onderzocht en haar aan haar lot heeft overgelaten. Ter toelichting stelt klaagster dat verweerster niets heeft ondernomen en naast haar is blijven staan. Ze heeft klaagster niet aangeraakt noch gevraagd of ze kon zitten en/of kon bewegen. Klaagster heeft zelf verteld dat ze veel pijn had, dat ze dacht dat ze haar heup gebroken had en dat ze tot niets in staat was. Verweerster heeft dit allemaal genegeerd en klaagster naar de ambulance laten lopen. Klaagster heeft daarbij veel pijn geleden. Ook in de ambulance is klaagster niet onderzocht. Klaagster is ondanks haar uitdrukkelijke verzoek om naar het ziekenhuis te worden vervoerd om foto’s te laten maken, niet naar het ziekenhuis maar naar huis gebracht. Ze is op de stoep afgeleverd en niet eens naar binnen begeleid. Een week later is bij klaagster een dubbele bekkenbreuk vastgesteld.
Klaagster verwijt verweerster bovendien dat zij na de gebeurtenissen niet bereid was om mee te werken aan een goede afwikkeling van de klacht die klaagster bij RAV had ingediend. Afgezien van het sturen van één mailbericht, heeft verweerster geen brieven of mails geschreven, geweigerd de telefoon aan te nemen, niet gereageerd op verzoeken van (destijds) haar teammanager en de klachtenfunctionaris om contact op te nemen of terug te bellen.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.
Verweerster betreurt dat klaagster het ongeval en het verdere verloop heeft moeten meemaken, doch is van mening dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verweerster heeft snel en volledig volgens de richtlijnen gehandeld. Verweerster heeft eerst een ongeval-analyse gemaakt waaruit verweerster opmaakte dat het om een laag energetisch trauma ging. Vervolgens heeft verweerster klaagster volgens protocol onderzocht. Verweerster heeft een ABCD controle uitgevoerd, een snel top-teen onderzoek verricht en klaagster gevraagd of zij kon zitten en of zij alles nog kon bewegen. Verweerster en haar collega hebben klaagster vervolgens geholpen met opstaan, dat goed lukte. Klaagster heeft aangegeven dat zij het stukje naar de ambulance kon lopen. Verweerster en haar collega hebben klaagster hierbij ondersteund. Klaagster is meegegaan zonder melding te maken van forse pijn. Als er sprake zou zijn geweest van een dubbele bekkenbreuk zou klaagster hier niet toe in staat zijn. In de ambulance heeft nader onderzoek plaatsgevonden. Omdat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat klaagster iets gebroken had, zagen verweerster en haar collega geen reden om klaagster naar het ziekenhuis te brengen. Klaagster heeft hier ook niet om gevraagd. Er was een ontspannen en vriendelijke sfeer tussen klaagster en beide hulpverleners. Bij wijze van extra service is besloten klaagster naar huis te brengen. Klaagster toonde zich niet ontevreden toen zij door de hulpverleners naar de voordeur werd begeleid en aan haar echtgenoot werd overgedragen. Er is op vriendelijke wijze afscheid genomen.
Anders dan klaagster stelt is er een week later geen bekkenbreuk, maar een scheurtje in het bekken geconstateerd.
In reactie op de klacht die klaagster bij RAV had ingediend, heeft verweerster een e-mail gestuurd waarin zij haar visie heeft gegeven. Omdat verweerster niet meer werkzaam was voor RAV, waren de communicatielijnen minder goed geworden. Verweerster was door persoonlijke omstandigheden op dat moment niet in staat om zelf een gesprek met klaagster aan te gaan. De collega die de ambulance bestuurd had, was echter bereid mede namens verweerster met klaagster in gesprek te gaan. De stelling dat RAV talloze pogingen heeft gedaan om met verweerster in contact te komen doch steeds bot zou hebben gevangen, is apert onjuist. Hierdoor wordt verweerster op nare en onrechtvaardige wijze in diskrediet gebracht. Verweerster wordt ernstig benadeeld door het feit dat de onafhankelijke klachtenfunctionaris thans als belangenbehartiger van klaagster optreedt. Hij speelt in deze procedure een dubieuze rol.
5. De overwegingen van het college
Het college stelt vast dat partijen een verschillende lezing hebben over de feitelijke gang van zaken ten tijde van het door klaagster overkomen ongeval waarvoor verweerster ter plaatse is gekomen teneinde eerste hulp te verlenen, waardoor klaagster van mening is dat zij niet is onderzocht en dat zij aan haar lot is overgelaten.
In deze gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Daarbij is van belang dat de lezing van klaagster niet wordt gestaafd door het medisch dossier.
Met betrekking tot de klacht dat verweerster niet bereid is gebleken mee te werken aan een goede afhandeling van de door klaagster ingediende klacht, stelt het college vast dat verweerster daadwerkelijk in een e-mail uitvoerig heeft geantwoord op de vragen die de betreffende klachtfunctionaris haar heeft gesteld. Verweerster heeft daarbij wel opgemerkt vanwege persoonlijke omstandigheden op dat moment niet in staat te zijn om met klaagster een gesprek te hebben; zij heeft daarbij evenwel verwezen naar haar collega die direct met klaagster een gesprek zou kunnen hebben en zich daartoe bereid had verklaard. Het college stelt vast dat de klachtenfunctionaris vervolgens slechts heeft volhard in de noodzaak van een gesprek met verweerster en dat hij verweerster daarom diverse malen heeft verzocht. Of deze verzoeken verweerster ook hebben bereikt, kan het college niet vaststellen. Het verwijt dat verweerster niet meer heeft gereageerd kan niet worden vastgesteld en is derhalve eveneens ongegrond.
Het college plaatst overigens wel vraagtekens bij de rol die de onafhankelijke klachtenfunctionaris heeft gespeeld in de afhandeling van de klacht van klaagster. Een onafhankelijke opstelling strookt niet met de handelingen van de klachtenfunctionaris in onderhavig geschil, zeker niet waar deze op enig moment in de onderhavige tuchtprocedure de rol heeft aangenomen van de gemachtigde van klaagster.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als voorzitter,
mr. I.E.M. Sutorius als lid-jurist, G.P. Haas, M. IJzerman en A. Petiet als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het
openbaar uitgesproken op 21 augustus 2014 in aanwezigheid van de secretaris.