ECLI:NL:TGZREIN:2014:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13231

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:71
Datum uitspraak: 03-07-2014
Datum publicatie: 03-07-2014
Zaaknummer(s): 13231
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Orthopedisch chirurg wordt verweten dat hij patiënt en zijn ouders onjuist heeft geïnformeerd over verloop en resultaat van een kijkoperatie. Geen aantekening van gesprek in dossier, maar gelet op inhoud van brief aan huisarts mag worden aangenomen dat geen andere informatie aan patiënt is gegeven. Ongegrond.

Uitspraak: 3 juli 2014

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 6 november 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

orthopedisch chirurg

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. S.J. Berkoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en een aanvulling daarop

- het verweerschrift

- medische informatie ontvangen van klaagster op 27 maart 2014 inclusief cd-rom.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 28 mei 2014 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is orthopedisch chirurg en houdt zich bezig met kinderorthopedie.

In verband met knieklachten is de zoon van klaagster, verder te noemen patiënt (geboren in 1998), op 9 april 2013 op het kinderspreekuur bij verweerder geweest.

Verweerder heeft patiënt onderzocht en een MRI van de linker knie laten vervaardigen wegens verdenking van een laterale meniscuscyste bij mogelijk lateraal meniscusletsel.

Verweerder heeft op 25 april 2013 de uitslag van de MRI met patiënt besproken en vervolgens nog een echografie aangevraagd, die op 10 mei 2013 werd vervaardigd.

De uitslag van deze echografie gaf verweerder aanleiding om patiënt op de operatielijst te plaatsen voor een arthroscopie van de knie. Een en ander is met patiënt en zijn ouders besproken op 30 mei 2013. Uit de arthroscopie die plaatsvond op 3 juni 2013 bleek de noodzaak tot een arthroscopische parteriële laterale meniscectomie, waarbij een gedeelte van de middenhoorn en de achterhoorn werd verwijderd. Tijdens deze arthroscopie vond tevens marsupialisatie plaats van de cyste. Na de ingreep heeft verweerder met patiënt en zijn ouders gesproken over (het verloop van) de ingreep. Verweerder gaf patiënt een verwijzing mee voor de fysiotherapie alsmede een medicatievoorschrift. Bij brief van 17 juni 2013 heeft verweerder de huisarts van patiënt geïnformeerd. Op 19 juni 2013 vond een controleafspraak op de polikliniek plaats, waarna verweerder patiënt uit de controle heeft ontslagen.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Ter zitting is door klaagster bevestigd dat de klacht zich beperkt tot het verwijt dat verweerder na de kijkoperatie aan patiënt en zijn ouders onjuist verslag heeft gedaan van het verloop en het resultaat van de kijkoperatie. Ter toelichting stelt klaagster dat hen na de operatie is medegedeeld dat een cyste en een klein stukje van de meniscus was weggehaald. Dat was in overeenstemming met hetgeen verweerder voorafgaand aan de operatie had gezegd. Verweerder heeft hen echter verkeerd ingelicht want achteraf is gebleken dat bijna de hele meniscus is weggehaald. Omdat patiënt zich niet meer serieus genomen voelde is hij naar een andere kliniek gegaan. De enige oplossing voor patiënt lijkt nu een meniscustransplantatie.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

Verweerder heeft zowel voorafgaand aan als direct na de operatie op een juiste en volledige wijze verslag gedaan. Voorafgaand aan de ingreep heeft verweerder uitgebreid met patiënt en klaagster gesproken en heeft aangegeven dat waarschijnlijk een stuk van de meniscus zou moeten worden verwijderd indien er bij de operatie sprake zou blijken te zijn van meniscusletsel. De procedure, nabehandeling en complicatiekansen zijn besproken. Patiënt heeft ook een informatiefolder meegekregen. Na de operatie heeft verweerder aangegeven dat tijdens de operatie is gebleken van een fors meniscusletsel, dat een deel van de meniscus was verwijderd en de cyste van binnen uit was leeggemaakt. De exacte bewoordingen kan verweerder zich niet meer herinneren, maar gelet ook op de inhoud van de brief aan de huisarts die verweerder direct na de operatie heeft gedicteerd en waarin verweerder spreekt over ernstig lateraal meniscusletsel, heeft hij patiënt en zijn ouders in dezelfde bewoordingen over de ingreep geïnformeerd. Verweerder heeft nooit vernomen dat zijn bewoordingen door klaagster en patiënt anders zijn geïnterpreteerd.

Verweerder betreurt het dat patiënt ernstig letsel heeft opgelopen, maar daarvan kan hem geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5. De overwegingen van het college

Vast staat dat er na de operatie een gesprek is geweest over (het verloop van) de ingreep.

Uit het dossier blijkt niet wat er precies besproken is, aangezien een aantekening van dat gesprek in het dossier ontbreekt. Gelet echter op de inhoud van de brief aan de huisarts die verweerder (hetgeen onweersproken is gesteld) direct na de operatie heeft gedicteerd, mag worden aangenomen dat er geen andere informatie aan patiënt en klaagster is gegeven.

Ter zitting is gebleken dat verweerder zich het belang van een goede vastlegging van de informatieverstrekking heeft gerealiseerd en dat de procedure inmiddels is veranderd nu er direct na de operatie een verslag aan de patiënt wordt meegegeven.

Overigens heeft het college aan de hand van het beschikbare beeldvormend materiaal vastgesteld dat de stelling van klaagster, dat bijna de gehele meniscus is verwijderd, onjuist is.

Het college is van oordeel dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder. De klacht dient dan ook te worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. P.J.M. van Wersch als lid-jurist, dr. P.H. Wiersma, A. de Jong en dr. O.J. Repelaer van Driel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

3 juli 2014 in aanwezigheid van de secretaris.