ECLI:NL:TGZREIN:2014:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1391
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2014:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-01-2014 |
Datum publicatie: | 09-01-2014 |
Zaaknummer(s): | 1391 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt haar gz-psycholoog dat zij de patiëntenrechten negeert, haar onder druk heeft gezet, bestaande onderhandelingstrajecten heeft willen openbreken en haar schade heeft toegebracht. Klacht ongegrond. |
Uitspraak: 9 januari 2014
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 april 2013 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
gemachtigde [C] te [B]
tegen:
[D]
gz-psycholoog
werkzaam te [E]
verweerster
gemachtigde mr. A.B. Noordhof te Eindhoven
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- de brief d.d. 22 juli 2013 van de gemachtigde van verweerster
- de pleitnota’s overgelegd door de gemachtigde van klaagster
- de pleitnota overgelegd door de gemachtigde van verweerster.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 25 november 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig bijgestaan door hun gemachtigden.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerster is werkzaam bij het Top Referent Traumacentrum (hierna: TRTC), onderdeel van [F]. Het TRTC werd in november 2012 geconfronteerd met de noodzaak fors te bezuinigen per 1 januari 2013. Onderdeel van de bezuinigingen was een wijziging van de wijze van behandelen. De cliënten van het TRTC zijn per brief en door middel van een voorlichtingsbijeenkomst over de gevolgen van de bezuinigingen geïnformeerd.
Klaagster was in 2012 in behandeling bij een van de collega’s van verweerster in het TRTC, die per 1 januari 2013 het TRTC moesten verlaten. De behandeling van klaagster werd in december 2012 aan verweerster overgedragen in het kader van een overbruggingscontact voor de duur van drie maanden, met een frequentie van een afspraak per twee weken. Naar aanleiding daarvan heeft verweerster op 31 december 2012 met klaagster gebeld om een afspraak te maken. In dat gesprek ontstond verschil van inzicht over de aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster als haar begeleider bij de gesprekken. Klaagster en de gemachtigde waren van mening dat de gemachtigde bij alle gesprekken aanwezig zou moeten zijn, terwijl verweerster een andere mening was toegedaan. Op 18 januari 2013 heeft het kennismakingsgesprek plaatsgevonden, in aanwezigheid van de gemachtigde. In dit gesprek bleven de standpunten over de aanwezigheid van de gemachtigde, die bij de voorgaande behandelaars wel aanwezig mocht zijn, uiteenlopen. Verweerster heeft bij die gelegenheid gezegd dat zij de kwestie intern zou bespreken. Klaagster heeft na dit gesprek een klacht tegen verweerster ingediend, zowel bij de klachtencommissie als bij het college, en heeft ook voor een andere behandelaar gekozen.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerster, kort samengevat, dat zij:
de patiëntenrechten negeert;
klaagster onder ongewenste druk heeft gezet;
bestaande onderhandelingstrajecten wilde openbreken;
klaagster schade heeft toegebracht.
Of een behandelende organisatie te maken heeft met bezuinigingen is niet de verantwoording van een cliënt; de psycholoog heeft zich aan de beroepscode te houden. Informatie over behandelingen moet schriftelijk worden verstrekt en aangepast zijn aan de behoeften. Zakelijke belangen mogen niet boven de belangen van cliënten gesteld worden. De aangeboden overbrugging was een geheel andere behandeling dan afgesproken. De aangeboden therapeutische gemeenschap was niet passend voor klaagster. Klaagster had recht op continuïteit van de bestaande professionele relatie. De aanwezigheid van de gemachtigde bij de behandelingen was een verworven recht. Verweerster heeft de autonomie van klaagster niet gerespecteerd.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster wist uit eerdere rapportages dat klaagster zich bij elke afspraak liet vergezellen door haar gemachtigde. Door andere behandelaren was al geprobeerd hierover in gesprek te gaan. Verweerster kwam na het lezen van de rapportages en na collegiaal overleg tot de conclusie dat de aanwezigheid van de gemachtigde bij elke afspraak onverenigbaar was met en contraproductief zou zijn voor een vruchtbaar therapeutisch proces. Verweerster was wel bereid mee te denken over een constructie waarbij de gemachtigde op een bepaalde manier bij de behandeling betrokken kon zijn. Belangrijk was ook dat verweerster, in voorbereiding op een mogelijke deelname van klaagster aan een therapeutische gemeenschap, wilde onderzoeken of bestaande constructies veranderd konden worden.
Verweerster ontkent dat zij klaagster voor het blok heeft gezet op de wijze zoals klaagster dat aangeeft; zij is niet verplicht om alle voorwaarden van klaagster te accepteren. Zij heeft klaagster niet een noodzakelijke behandeling onthouden.
Verweerster heeft de vrijheid om condities voor de behandeling opnieuw ter discussie te stellen. Zij heeft gezocht naar alternatieve mogelijkheden.
5. De overwegingen van het college
De klachten, die betrekking hebben op de door verweerster in het tussen partijen gevoerde telefoongesprek en het kennismakingsgesprek ingenomen standpunten, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Het college stelt voorop dat voor zover de klachten van klaagster betrekking hebben op of voortvloeien uit de door de instelling doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen, hoe terecht deze klachten wellicht ook zijn, niet kunnen leiden tot enig verwijt aan verweerster, die immers aan deze bezuinigingsmaatregelen part noch deel heeft. Het tuchtrecht is gebaseerd op persoonlijke verwijtbaarheid van de beroepsbeoefenaar en daarvan is in zoverre geen sprake.
Uit het voorgaande vloeit ook het oordeel van het college voort dat klaagster jegens verweerster geen aanspraak kon maken op voortzetting van de eerder overeengekomen behandeling als een verworven recht. Als klaagster meent dat zij rechten verworven heeft, dient zij deze rechten op te eisen bij de instelling, niet bij verweerster.
Voor wat betreft de overige klachten stelt het college voorop dat tussen klaagster en verweerster nog geen behandelingsovereenkomst tot stand was gekomen en dat er voor verweerster in beginsel nog geen verplichting bestond de eerder bestaande behandelovereenkomst op dezelfde wijze te continueren. Niet alleen was dit onmogelijk, gelet op het bezuinigingsbeleid van de instelling, maar verweerster had ook het recht en zelfs de plicht om vanuit haar eigen professionaliteit te beoordelen of zinvolle behandeling op de door klaagster gestelde voorwaarden mogelijk zou zijn. Verweerster had het recht om als haar mening te kennen te geven dat, bij de behandelingen zoals zij die zich voorstelde en met klaagster wilde afspreken, de aanwezigheid van de gemachtigde bij alle behandelingen bij voorbaat niet wenselijk was. De stelling van klaagster dat zij het recht verworven had om haar gemachtigde bij de behandelingen aanwezig te doen zijn, kan het college, gelet op het voorgaande, niet delen.
Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld door de gemachtigde bij het eerste gesprek aanwezig te laten zijn en voor te stellen dat zij de kwestie nog eens met collega’s zou bespreken. Dit, naar het oordeel van het college redelijke, standpunt werd door de feiten (het indienen van klachten voordat over de behandeling overeenstemming was bereikt en het overstappen naar een andere behandelaar) achterhaald.
Ook overigens vermag het college niet in te zien dat verweerster klachtwaardig jegens klaagster zou hebben gehandeld.
De klacht moet daarom als ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. I.E.M. Sutorius als lid-jurist, dr. X.M.H. Moonen, M.W.D. Nijhoff-Huijsse, dr. R.J. Takens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
9 januari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.