ECLI:NL:TGZREIN:2014:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13225

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:44
Datum uitspraak: 03-04-2014
Datum publicatie: 03-04-2014
Zaaknummer(s): 13225
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat hij onder hoge druk vloeistof door de wortel en kaakbeen van element 17 heeft gespoten, waardoor hevige en dragelijke pijn ontstond. Verweerder is daarop niet gestopt. Geen goede nazorg. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. ongegrond.

Uitspraak: 3 april 2014

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 november 2013 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

tandarts

werkzaam te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop met CD-rom;

- het verweerschrift en de aanvulling daarop met CD-rom.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 28 februari 2014 behandeld. Partijen waren aanwezig en hebben hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 24 september 2012 is klager bij verweerder geweest voor een wortelkanaalbehandeling aan de 17. Verweerder heeft allereerst een foto gemaakt. Tijdens de behandeling is bij het spoelen van een van de kanalen middels een daarvoor speciaal uitgeruste injectienaald met zijwaartse uitgangen natriumhypochloriet gespoten in de sinus maxillaris. Klager is doorgestuurd naar de kaakchirurg. De kaakchirurg heeft in zijn brief van 24 september 2012 onder “onderzoek” vermeld: “17 met voorlopige vulling, niet percussie pijnlijk, geen SM zwelling en geen patol mobiliteit” en voorts opgemerkt “Bij klachten alsnog extractie en curettage + z.n sluiten antrum. In principe endo anders bij tandarts continueren.”

Op 22 oktober 2012 heeft verweerder de behandeling voortgezet. Van de behandeling op 24 september 2012 heeft klager geen rekening gekregen, wel van de behandeling op 22 oktober 2012 ten bedrage van € 371,--.

Klager heeft een klacht bij de Klachtencommissie Tandheelkunde van de A.N.T. ingediend, welke klacht ongegrond is verklaard.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder het navolgende.

1. Verweerder heeft onder hoge druk de vloeistof door de wortel en kaakbeen van element 17 gespoten, waardoor hevige en ondragelijke pijn ontstond. Ondanks dat klager duidelijk, door gillend met zijn benen te spartelen, aangaf ondragelijke pijn te ondervinden, stopte verweerder niet, maar hield klager stevig vast en spoot onder hoge druk de vloeistof verder in de holtes, waardoor tevens een flinke bloedneus ontstond met veel ellende vandien. De collega van verweerder kwam kort na het incident de behandelkamer binnen en heeft geholpen met het stelpen van de hevig bloedende neus.

2.Verweerder heeft geen enkel initiatief genomen klager zelf naar het ziekenhuis te brengen; de dochter van klager heeft daarvoor een dag vrij moeten nemen van haar werk. Klager zelf heeft twee weken geen werkzaamheden kunnen verrichten; hem zijn twee weken levensvreugde ontnomen. Klager heeft zelf de praktijk moeten bellen; verweerder heeft geen enkele interesse getoond noch enige nazorg gepleegd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar zijn schrijven aan de Klachtencommissie Tandheelkunde van de A.N.T. d.d. 25 februari 2013.

Ad 1. Er is pertinent niet met kracht gespoten. Vooraf kon niet vermoed worden dat de vloeistof in de sinus maxillaris terecht zou komen. Verweerder heeft klager wel zien spartelen. Het gebeurt wel eens vaker dat de patiënt iets aangeeft als je met een wortelkanaalbehandeling bezig bent. Je moet om goed te reinigen tot de punt komen, maar niet er doorheen. Verweerder is toen hij de pijnsignalen van klager zag wel gestopt, maar heeft de behandeling niet afgebroken. Hij heeft vervolgens langzaam doorgespoten.

Toen klager omhoogkwam en vloekte, is de behandeling gestopt. Toen was het kwaad al geschied. Verweerder heeft zijn verontschuldigingen aangeboden, die toen geaccepteerd werden, en klager doorgestuurd naar de kaakchirurg.

Ad 2. Het rijden door de dochter van klager geschiedde op diens voorstel. Dat was toentertijd geen punt van discussie. Het contact met klager verliep goed. In overleg met de kaakchirurg kon de endo gewoon afgewerkt worden. Achteraf na ontvangst van de rekening van de betreffende endo, protesteerde klager tegen deze rekening. Na diverse contacten met klager bleef hij bij zijn enige eis: het terugtrekken van de rekening. De endo is lege arts verricht.

De praktijk waarin klager werkzaam is, doet veel aan nazorg. Er is over en weer gebeld.

5. De overwegingen van het college

Ad 1.Vaststaat dat verweerder toen hij merkte dat klager aangaf dat hij pijn ondervond, de behandeling niet onmiddellijk heeft afgebroken. Enerzijds stelt klager dat verweerder doorgegaan is met het spuiten van de vloeistof onder hoge druk. Anderzijds stelt verweerder dat hij toen wel even is gestopt zonder de instrumenten uit de mond te halen en vervolgens langzaam doorgegaan is met spuiten. Naar verweerder heeft verklaard, wilde hij de apex zo diep en zo goed mogelijk reinigen.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Toen klager overeind kwam, is verweerder wel met de behandeling gestopt, maar was het kwaad al geschied.

Naar het oordeel van het college kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden verweten dat hij de behandeling bij de eerste signalen van pijn niet heeft afgebroken. Het was in de onderhavige casus wellicht wel beter geweest, maar in het tuchtrecht gaat het er niet om of iets beter had gekund, maar of verweerder vanuit tuchtrechtelijk oogpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard werd aanvaard.

Dit onderdeel van de klacht wordt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen ongegrond bevonden.

Ad 2. Ook met betrekking tot het verschil van mening over het vervoer naar de kaakchirurg geldt hetgeen hiervoor sub 1 is overwogen, namelijk dat in gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond kan worden bevonden; dat dit niet berust op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Gebleken is dat de praktijk aandacht heeft besteed aan verweerder. Ook is er een afspraak gemaakt om klager na zijn bezoek aan de kaakchirurg endodontisch te behandelen.

Het had verweerder gesierd als hij zich tegenover klager empathisch had betoond door bijvoorbeeld de avond van diezelfde dag nog bij klager te informeren hoe het met hem ging, maar dat verweerder dit heeft nagelaten kan hem naar het oordeel van het college tuchtrechtelijke niet worden aangerekend.

Dit brengt mede dat ook dit klachtonderdeel ongegrond wordt bevonden.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. I. Sutorius als lid-jurist, R.C.M. van Gorp, R.F. Lamp en G.L.M.M. van der Werff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

3 april 2014 in aanwezigheid van de secretaris.