ECLI:NL:TGZREIN:2014:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13110

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:43
Datum uitspraak: 02-04-2014
Datum publicatie: 02-04-2014
Zaaknummer(s): 13110
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat hij na de tweede afspraak voor een wortelkanaalbehandeling, waarbij de noodvulling eruit zou worden gehaald en een definiieve vulling zou worden geplaatst, een rekening heeft gekregen. Verschillende lezing feitelijke gang van zaken. Ongegrond

Uitspraak: 2 april 2014

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de naar aanleiding van de op 25 maart 2013 bij het tuchtcollege Den Haag ingekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op 15 mei 2013, van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

tandarts

werkzaam te B

verweerder

gemachtigde mr. R. Kaarls te Den Haag

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- medische informatie ontvangen van verweerder op 9 december 2013

- de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 28 februari 2014 behandeld. Klager was, zonder bericht, niet aanwezig. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door de tolk mevrouw M.A. van der Laak-Bowes en zijn gemachtigde. Het standpunt van verweerder is toegelicht, waarbij de gemachtigde gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Van 2011 tot 27 november 2012 was verweerder in loondienst werkzaam in de praktijk, waar hij klager op 3 en 7 oktober 2011 heeft behandeld. Op 3 oktober 2011 had klager een afspraak voor twee vullingen. Gedurende de behandeling diende het behandelplan bijgesteld te worden met een wortelkanaalbehandeling. Op 3 oktober 2011 heeft klager een bedrag van € 299,96 per pinbetaling voldaan. Voor de behandeling op 7 oktober 2011 heeft klager een rekening gekregen van € 377,65.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager is naar verweerder gegaan voor een wortelkanaalbehandeling, welke ook is uitgevoerd en vervolgens door klager voldaan per pinbetaling. Klager diende alleen nog terug te komen om de noodvulling eruit te laten halen en een definitieve vulling te laten plaatsen. Op de vraag van klager of die behandeling al in de betaling zat begrepen, heeft verweerder bevestigend geantwoord. Toch kreeg klager een rekening. Verweerder factureert behandelingen die niet zijn uitgevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

De verzending van declaraties, de gang van zaken rond betaling en eventuele incasso wordt feitelijk geregeld door de ondersteuning en praktijkmanager van de tandartsenpraktijk.

Verweerder is als tandarts verantwoordelijk voor de juistheid van de declaratie. De verdere afwikkeling wordt door zijn werkgever gerealiseerd.

Klager is duidelijk geïnformeerd over de staat van zijn gebit en de te verrichten werkzaamheden. Vanwege de tijdsplanning kon de behandeling niet in een keer plaatsvinden. Aangezien de apex van de 15 net onder de kaakholte zit, zal verweerder ook nooit het risico nemen om in één afspraak de volledige behandeling uit te voeren waarbij er geen directe toegang zal zijn richting de apex mocht er een apicale complicatie optreden. Verweerder heeft in het patiëntendossier op 3 oktober 2011 genoteerd: “Buccal root canal difficult to find and open. Be careful with the small distance between the apex and the Floor of the Maxillary sinus. Patiënt does not understand so easily but we tried to explain that it is important not to wait to finish the tooth a.s.a.p. because if it gets reinfected it will most probably have to be extracted.” Verweerder hield er op 3 oktober 2011 serieus rekening mee dat klager mogelijk niet zou verschijnen op de op 7 oktober 2011 geplande vervolgafspraak. Klager is wel verschenen en de behandeling is conform afspraak afgerond door verweerder.

De kosten van de tweede behandeling waren op 3 oktober 2011 al bekend. Het kan eigenlijk niet anders dan dat aan klager ten tijde van de afrekening bij de balie per pinbetaling is medegedeeld wat de kosten zouden zijn van de vervolgbehandeling. Het gebruik van het programma Exquise brengt mede dat bij het opmaken van een begroting, het definitief maken en afronden van de eerste factuur door het programma de begroting van het tweede deel van de behandeling wordt opgesteld. Het maakt niet uit of de behandeling in één stap of in twee stappen plaatsvindt. Er zijn geen werkzaamheden dubbel in rekening gebracht.

5. De overwegingen van het college

Uit de klacht leidt het college af – klager was niet aanwezig om zijn klacht te kunnen toelichten – dat klager ervan uitgaat dat de wortelkanaalbehandeling op 3 oktober 2011 was afgerond en dat de behandeling op 7 oktober 2011 nog slechts het vervangen van de vulling inhield. Volgens klager zouden daarvoor geen kosten meer in rekening gebracht worden. Nu dat wel is gedaan stelt hij dat behandelingen zijn gedeclareerd die niet verricht zijn.

Ter zitting heeft verweerder expliciet verklaard dat hij meteen een begroting moet maken in het programma Exquise, waar een speciaal scherm voor is; dat hij heeft afgevinkt wat hij gedaan heeft en dat klager wist dat hij nog een tweede nota zou krijgen.

De standpunten over het al dan niet krijgen van een tweede nota staan lijnrecht tegenover elkaar.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Dit brengt mede dat de klacht ongegrond wordt bevonden.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. I. Sutorius als lid-jurist, R.C.M. van Gorp, R.F. Lamp en G.L.M.M. van der Werff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

2 april 2014 in aanwezigheid van de secretaris.