ECLI:NL:TGZREIN:2014:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13189a
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2014:20 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-01-2014 |
Datum publicatie: | 16-01-2014 |
Zaaknummer(s): | 13189a |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verwijt aan chirurg dat hij wond aan enkel niet heeft laten desinfecteren, waardoor de wond ernstig is geïnfecteerd, ongegrond. Chirurg heeft klaagster eenmalig gezien voor ander letsel, heeft op eigen initiatief ook de enkelwond nader behandeld en mocht van eerdere desinfectie uitgaan. De infectie is ontstaan door de aard van het letsel en niet door achterwege laten van desinfectie. |
Uitspraak: 16 januari 2014
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 27 augustus 2013 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
gemachtigde mr. A.D. Gudde te Helvoirt
tegen:
[C]
chirurg
werkzaam te [B]
verweerder
gemachtigde mr. drs. P.A. de Zeeuw te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de aanvulling daarop
- het verweerschrift
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 9 december 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig.
Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klaagster heeft op 25 juli 2013 een fietsongeluk gehad waarbij zij ondermeer een pols- en enkelbreuk heeft opgelopen. Op diezelfde dag is klaagster naar de afdeling SEH van het ziekenhuis gebracht en heeft de dienstdoende arts haar medisch behandeld. De volgende dag (26 juli 2013) werd klaagster gezien door verweerder, die in eerste instantie haar pols heeft onderzocht. Verweerder heeft een nieuw radiologisch onderzoek (CT-scan) aangevraagd, heeft daarop gerichte medicatie voorgeschreven en heeft een afspraak gemaakt voor een polsoperatie. Vervolgens heeft verweerder de linkerenkel van klaagster bekeken en hij achtte het - gelet op de ernst van het letsel - aangewezen deze in het gips te laten zetten; hetgeen ook aansluitend is gebeurd. Op 2 augustus 2013 is klaagster door een collega van verweerder aan haar pols geopereerd. Bij die gelegenheid is het gips om de linkerenkel verwijderd en is vastgesteld dat ter hoogte van het decollement/hematoom necrose van de huid is opgetreden en een infectie van het hematoom. De wond is vervolgens schoongemaakt, het dode weefsel en het ontstoken hematoom zijn verwijderd. Op 4 en 6 augustus 2013 heeft een collega van verweerder vervolgoperaties aan de linkerenkel en een andere collega heeft op 16 augustus 2013 een huidtransplantatie uitgevoerd. Op 23 augustus 2013 heeft klaagster het ziekenhuis verlaten.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Verweerder heeft, toen hij de linkerenkel op 26 juli 2013 onderzocht, over het hoofd gezien dat de wond de vorige dag op de SEH niet goed schoon was gemaakt. Vervolgens heeft verweerder voorgeschreven dat de enkel in het gips moest; hetgeen diezelfde dag nog is gebeurd. Ook bij die gelegenheid is de wond niet gedesinfecteerd. Bij de polsoperatie op 2 augustus 2013 is ontdekt dat de wond aan de linkerenkel ernstig geïnfecteerd was. Als gevolg daarvan waren 3 hersteloperaties noodzakelijk en heeft klaagster 3 weken in het ziekenhuis moeten liggen. Als verweerder zorgvuldig(er) zou hebben gehandeld, zou dat niet nodig zijn geweest.
4. Het standpunt van verweerder
Klaagster werd op 25 juli 2013 naar de SEH gebracht. Voor hetgeen op die dag in medisch opzicht is gedaan, heeft verweerder uit het medisch dossier geciteerd. Verweerder heeft op 26 juli 2013 de pols van klaagster onderzocht, een CT-scan aangevraagd en een (pols)operatie ingepland.
Tijdens het spreekuur op 26 juli 2013 viel het verweerder op dat klaagster veel pijn had aan haar linkerenkel, waarop hij deze nader heeft onderzocht. Het letsel was ernstig genoeg om klaagster gips-immobilisatie aan te bieden, temeer daar de linkervoet reeds in forse spitsstand stond. Vervolgens is het gips in de gipskamer aangebracht. Uit het medisch dossier is verweerder verder gebleken dat tijdens de polsoperatie op 2 augustus 2013 het gips om de linkerenkel is verwijderd en dat ter hoogte van het decollement/hematoom necrose van de huid was opgetreden. Tijdens dezelfde operatie is de wond schoongemaakt en zijn het dode weefsel en het ontstoken hematoom verwijderd. Nadien hebben nog 2 hersteloperaties en een huidtransplantatie plaatsgevonden. Klaagster gaat er vanuit dat de wond op de SEH niet goed is schoongemaakt en dat verweerder dat een dag later had moeten constateren. Verweerder bestrijdt dit onder verwijzing naar de bestaande protocollen op de SEH, zijnde "Algemene wondzorg en infectiepreventiemaatregelen", "Opvang van chirurgische patiënten met niet-levensbedreigende verwondingen" en het "Tetanusprotocol". Er ontbreekt iedere grond om aan te nemen dat de wond niet conform vorenstaande protocollen is gereinigd. Daarnaast is het voor verweerder niet te controleren of de wond de dag tevoren al dan niet naar behoren is gereinigd. Verweerder heeft op 26 juli 2013 de wond beoordeeld en geen tekenen van infectie of een onrustige wond gezien. Klaagster neemt ten onrechte aan dat de infectie met een tetanusinjectie voorkomen had kunnen worden. Het betreft hier immers geen tetanusinfectie maar een secundair geïnfecteerd hematoom omdat de loszittende huid tengevolge van het decollement is komen af te sterven. Verweerder vindt het jammer dat klaagster hierover met hem niet heeft willen spreken.
5. De overwegingen van het college
Vooropgesteld wordt dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van het professionele handelen van verweerder er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar dat daarbij beslissend is het antwoord op de vraag of verweerder vanuit tuchtrechtelijk standpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard. Daarbij is enkel maatgevend het persoonlijk handelen of nalaten van verweerder.
Voor de onderhavige zaak betekenen deze uitgangspunten het volgende.
Uit het medisch dossier blijkt dat klaagster op 25 juli 2013 en op 2, 4, 6 en 16 augustus 2013 (op de SEH) in het ziekenhuis is gezien, behandeld dan wel geopereerd door collega's van verweerder.
Nu gesteld noch gebleken is dat verweerder - bijvoorbeeld als hoofdbehandelaar, supervisor of anderszins - op voormelde data enige verantwoordelijkheid heeft gedragen ten aanzien van het handelen van voormelde collega's blijft dit in deze zaak buiten de beoordeling.
Hierna zal derhalve alleen de vraag moeten worden beantwoord of verweerder op 26 juli 2013 jegens klaagster al dan niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Uit het klaagschrift en hetgeen klaagster dienaangaande bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, blijkt dat haar klacht zich toespitst op het letsel aan de linkerenkel, terwijl klaagster zich tot verweerder heeft gewend ter controle van het letsel aan haar pols. Het was het eigen initiatief van verweerder om bij klaagster ook de enkelverwonding te onderzoeken.
Klaagster heeft verweerder thans verweten dat hij bij dat onderzoek toen niet heeft gezien dat daags tevoren de enkelwond niet was gedesinfecteerd en hij zelf de enkelwond niet heeft gedesinfecteerd of daartoe opdracht heeft gegeven. Verweerder heeft ook over het hoofd gezien dat klaagster de dag ervoor geen tetanusinjectie heeft gehad voor die enkelverwonding. Een en ander heeft uiteindelijk geleid tot meerdere (onnodige) operaties.
Het college overweegt hieromtrent het volgende.
Klaagster is op 25 juli 2013 aan haar linkerenkel behandeld op de SEH van het ziekenhuis. Verweerder, die klaagster één dag later op het spreekuur heeft gezien, mocht er gelet op de op dat punt in het ziekenhuis bestaande protocollen in beginsel vanuit gaan dat de enkelwond deugdelijk was gedesinfecteerd, verzorgd en verbonden. Voor verweerder is het niet mogelijk om te zien of de wond de dag daaraan voorafgaand daadwerkelijk is gedesinfecteerd. Klaagster heeft gesteld dat op 25 juli 2013 op de SEH het straatvuil, dat in putjes in de enkel zat, er niet is uitgehaald, terwijl verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij op 26 juli 2013 geen (restanten van) straatvuil heeft gezien en evenmin tekenen van infectie.
Het college overweegt dat in gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Daaraan wordt nog toegevoegd dat verweerder in dit verband terecht heeft opgemerkt dat, voor zover al moet worden aangenomen dat de enkelwond op 25 juli 2013 geïnfecteerd was geraakt, deze infectie na een dag nog niet zichtbaar was. Wat hier ook van zij, naar het oordeel van het college moet het ontstaan van de infectie veeleer worden gezocht in de aard van het door klaagster opgelopen enkelletsel. Het gaat namelijk om een verwonding waarbij de bovenlaag van de huid als gevolg van het trauma is losgeraakt van de onderlaag. Dat heeft tot gevolg gehad dat ter plaatse vele kleine bloedvaatjes zijn gescheurd. Het is bepaald niet ongewoon dat dit in een later stadium leidt tot huidnecrose en infectieverschijnselen. Dat is bij klaagster op 2 augustus 2013 ook vastgesteld. Verder wordt overwogen dat - anders dan door klaagster wordt gesteld - het geven van een tetanusinjectie deze infectie niet had kunnen voorkomen. Tetanus en de bij klaagster opgetreden secundaire infectie zijn twee soorten infecties van verschillende oorzaak en aard. Tenslotte merkt het college nog op dat verweerder goede redenen had de linkerenkel in het gips te (laten) zetten. Aanleiding daartoe gaven de forse spitsstand van de voet en het feit dat voor de verwonding aan de enkel pas een week later een vervolgafspraak was gepland.
De slotsom is dat verweerder op 26 juli 2013 adequaat heeft gehandeld, zeker nu het doel van het consult slechts de polsfractuur betrof en dat hij op die dag jegens klaagster met betrekking tot de verwonding van de enkel de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend chirurg mag worden verwacht.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. J.M.P. Drijkoningen als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als
lid-jurist, dr. O.J. Repelaer van Driel, J.C.F. Schellekens en H.J. Weltevrede als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.