ECLI:NL:TGZREIN:2014:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13159

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:1
Datum uitspraak: 06-01-2014
Datum publicatie: 08-01-2014
Zaaknummer(s): 13159
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt zijn huisarts dat hij niet zorgvuldig heeft gehandeld waardoor er omstandigheden zijn opgetreden die de dood van klagers echtgenote tot gevolg hebben gehad. De door verweerder gestelde werkdiagnose naar aanleiding van de bevindingen van verweerder is volgens het college niet onjuist geweest. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 6 januari 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 24 juli 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde mr. K.A. Schreurs te Enschede

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mw. mr. I.M.I. Apperloo te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 27 november 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager is de echtgenoot van mevrouw [D] (verder te noemen patiënte), geboren op 4 april 1977. Patiënte is op 8 september 2011 thuis overleden. Op 18 augustus 2011 is zij bevallen van een zoon. Zowel de zwangerschap als de bevalling verliepen goed. Patiënte is op 5 september 2011 ziek geworden. Zij kreeg last van benauwdheid en had moeite met ademhalen. Er is daarop contact gezocht met het gezondheidscentrum. Vanwege de vakantie van de eigen huisarts werd contact gezocht met een van de collega’s. Op 5 september 2011 kon patiënte niet komen op het spreekuur vanwege de drukte. Op 6 september 2011 is patiënte gezien door verweerder. Patiënte heeft van verweerder diverse medicijnen meegekregen; een antibioticumkuur, een plastablet, een inhalator met luchtwegverwijder, een ontstekingsremmer en een kalmerend tablet.

Patiënte heeft om 02.00 uur ’s nachts de baby gevoed. Om 06.00 uur heeft klager de baby gevoed en vervolgens zijn echtgenote levenloos aangetroffen in bed. Een autopsie heeft niet plaatsgevonden.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder – kort gezegd – dat laatstgenoemde niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een voldoende bekwaam en handelend arts mocht worden verwacht.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft patiënte inderdaad gezien op 6 september 2011 als waarnemer van de huisarts van klager en zijn echtgenote. Patiënte presenteerde zich bij de praktijk met benauwdheidsklachten, hoesten en paniekaanvallen. Patiënte maakte melding van hoesten, wit slijm en een koortsig gevoel. Verweerder heeft patiënte onderzocht. Verweerder hoorde een reutelgeruis dat past bij een longaandoening. Verweerder hoorde rhonchi en wheezing . Er waren geen crepitaties. Er was vocht rond de enkels bij fors overgewicht maar een onderzoek aan de kuiten leverde geen bijzonderheden op. Vanwege de afwijkende waarneming aan de longen heeft verweerder als werkdiagnose spastische bronchitis met dyspneu gesteld. Verweerder heeft tevens aangegeven dat als de middelen niet tot verbetering zouden leiden, patiënte zich weer bij de praktijk moest melden. Op 7 september 2011 heeft patiënte zich niet bij de praktijk gemeld. Patiënte is op 8 september 2011 overleden.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt vast dat verweerder enkel betrokken is geweest bij het onderzoek dat is gedaan op 6 september 2011. De vraag of verweerder de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van hem mag worden verwacht kan daarom enkel worden beoordeeld aan de hand van het onderzoek dat verweerder op 6 september 2011 heeft verricht.

Het college begrijpt dat tevens in de klacht wordt betrokken de opmerking van de assistent dat mevrouw zich kon melden bij de EHBO als zij niet kon wachten tot het tijdstip waarop zij verweerder kon bezoeken. Daarover merkt het college op dat verweerder niet op de hoogte was van deze mededeling van de assistent, zodat hem dit verwijt reeds daarom niet kan worden toegerekend. Zo deze mededeling niettemin voor rekening van verweerder zou moeten komen, oordeelt het college dat patiënte volgens de telefoonlijst rond 12.30 uur contact zocht met de assistente en laatstgenoemde toen aan patiënte heeft meededeeld dat er om 16.00 uur nog een mogelijkheid was verweerder te consulteren. Nadat werd opgemerkt dat dit te laat was, is verwezen naar de EHBO. Wat er zij van de mogelijke toonzetting, onzorgvuldig is deze opmerking niet geweest.

Verweerder heeft patiënte op 6 september 2011 daadwerkelijk ontvangen en een onderzoek uitgevoerd. Patiënte heeft daarbij zelf het woord gedaan. Patiënte is zittend onderzocht. Er was bij aanvang van het consult een snelle hartfrequentie maar patiënte was aan het eind van het consult, dat ongeveer 20 minuten heeft geduurd, minder kortademig. Verweerder heeft patiënte gevraagd naar pijn in de longen en in de kuiten. De kuiten waren bij onderzoek soepel, de voeten en enkels gespannen maar niet rood. De longen zijn onderzocht en verweerder heeft rhonchi en wheezing geconstateerd. Naar het oordeel van het college is het onderzoek voldoende uitgebreid en voldoende zorgvuldig geweest. De daarmee door verweerder gestelde werkdiagnose naar aanleiding van de bevindingen van verweerder is volgens het college niet onjuist geweest. Ook al zou interpretatie van de bevindingen tot een andere diagnose aanleiding hebben kunnen geven, leidt dat niet ertoe dat door verweerder onzorgvuldig is gehandeld. Het college is van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard, wat overigens niet afdoet aan de uiterst trieste afloop voor patiënte en de nabestaanden.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als voorzitter,

mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als lid-jurist, A. de Jong, H.C.Th. Maassen en J.A.M. te Riele als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2014 in aanwezigheid van de secretaris.