ECLI:NL:TGZRAMS:2014:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2013/064T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2014:39
Datum uitspraak: 06-05-2014
Datum publicatie: 06-05-2014
Zaaknummer(s): 2013/064T
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klaagster is de bewindvoerder van patiënte. Klaagster verwijt verweerder onder andere dat hij zonder instemming van klaagster een behandeling van patiënte heeft uitgevoerd die kostbaarder was dan de voorafgemaakte afspraken hierover. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 februari 2013 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

wonende te D,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift;

- de brief van verweerder d.d. 16 oktober 2013, binnengekomen op 18 oktober 2013;

- proces-verbaal van het op 15 november 2013 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek.

De klacht is op 11 maart 2014 ter openbare terechtzitting behandeld. Mevrouw E, bewindvoerder van klaagster, was aanwezig. Verweerder was afwezig met bericht van verhindering.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klaagster is wegens verstandelijke beperking bij beschikking van de rechtbank B d.d. 4 april 2011 onder bewind gesteld. Mevrouw E is tot bewindvoerder benoemd. Zij heeft namens klaagster en met haar instemming de onderhavige klacht ingediend.

2.2 Verweerder is tandarts en hij is tussen 4 juni 2012 en 15 december 2012 werkzaam geweest bij F. te B.

2.3 Klaagster, geboren op juni 1974, heeft zich op 16 mei 2012 voor een consult vervoegd bij F omdat zij erge kiespijn had. Zij beschikt over geringe financiële middelen en op aanwijzing van de bewindvoerder heeft ze om een begroting met behandelplan gevraagd. Op dezelfde dag is de volgende opgave aan klaagster gestuurd:

E1 Omschrijving Bedrag Code

35 Volledige wortelkanaalbehandeling per 198,00 L311

element met 1 kanaal

Maken en beoordelen kleine röntgenfoto 45,00 3xA311

35 Vaststellen worrtelkanaal-classificatiescore 40,00 A511

35 Vier- of vijfvlaksvulling 100,00 E114

36 Vier- of vijfvlaksvulling 100,00 E114

Totaal: 483,00

Dit behandelingsplan is opgemaakt overeenkomstig de heden gestelde diagnose. De daarmede samenhangende kostenbegroting is gebaseerd op de thans geldende tarieven en prijzen voor verrichtingen en materialen. Eventuele wijzigingen hierin zullen bij uitvoering van het behandelingsplan worden doorberekend. Techniekkosten zijn geschatte kosten.

2.4 Bij e-mail van 23 mei 2012 heeft de bewindvoerder aan F de beschikking van de rechtbank B, waarbij zij tot bewindvoerder van klaagster is benoemd, toegezonden. Zij heeft in de e-mail geschreven dat zij de begroting van € 483,- had gezien en dat dit bedrag betaald kon worden, met verzoek de rekening naar haar postadres te sturen.

2.5 Vervolgens heeft F de volgende nota’s naar het opgegeven postadres gezonden:

- een nota van 2 juni 2012 van € 179,- met als behandeldatum 25 mei 2012 en als omschrijving E 114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 100,-) en E 113 Drievlaksvulling (€ 179,-).

- een nota van 21 juni 2012 van € 253,- met als behandeldatum 5 juni 2012 en als omschrijving:

L311 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 1 kanaal (€ 198,-), A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-) en A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore (€ 40,-).

- een nota van 5 juli 2012 van € 448,- met als behandeldatum 18 juni 2012 en als omschrijving L311 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 1 kanaal (€ 198,-), A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-), A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore (€ 40,-), E114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 120,-), E112 Tweevlaksvulling (€ 75,-).

- een nota van 4 augustus 2012 van € 734,- met als behandeldatum 2 juli 2012 en als omschrijving:

L314 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 4 of meer kanalen (€ 339,-), A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-), A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore (€ 40,-), E114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 120,-) en E114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 120,-), E411 Plaatsen wortelkanaalpin (50,-) en E411 Plaatsen wortelkanaalpin (50,-).

2.6 Op 23 oktober 2012 heeft klaagster zich weer tot F gewend in verband met kiespijn. Zij heeft tijdens het bezoek aan verweerder de bewindvoerder opgebeld om de behandelingsmogelijkheden te bespreken, passend binnen de financiële situatie van klaagster. Verweerder wilde de bewindvoerder op dat moment niet spreken, omdat hij geen tijd had.

2.7 Bij brief van 29 oktober 2012 heeft de bewindvoerder verzocht om de incasso van de facturen stop te zetten, omdat deze de begroting ver overstegen. Hierop heeft F bij brief van 21 november 2012 geantwoord dat de behandelingen van klaagster noodzakelijk waren vanwege haar vele pijnklachten. Verder vermeldt de brief dat er niet zou zijn gemeld dat de behandelingen niet konden worden verricht vanwege de kosten en dat voor de betaling van de facturen een betalingsregeling zou kunnen worden getroffen. Tot slot is vermeld dat in het vervolg eerst een begroting zou worden opgesteld voor klaagster, hetgeen inhoudt dat als zij pijn heeft een acute behandeling niet mogelijk is.

2.8 Bij nota van 8 november 2012 heeft F aan klaagster een bedrag van

€ 495,- in rekening gebracht voor de behandeling op 23 oktober 2012. Als omschrijving staat op de nota vermeld:

A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-), A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore ( € 40,-), E114 Vier- of vijfvlaksvulling ( € 120,-), E411 Plaatsen wortelkanaalpin ( € 50,-), E411 Techniek/Materiaalkosten (€ 20,-) en L312 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 2 kanalen (€ 250,-).

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven het volgende in. De rekeningen stijgen ver uit boven de begroting. Er is bovendien geen behandelplan voor het gehele gebit gemaakt en met klaagster zijn geen alternatieven besproken. Verder heeft verweerder ten onrechte geweigerd om op 23 oktober 2012 telefonisch met de bewindvoerder te overleggen. En tot slot is in de brief van 21 november 2012 op onheuse wijze gedreigd dat klaagster niet meer zou worden geholpen bij acute klachten.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen – naar het college begrijpt – als volgt bestreden. Verweerder heeft klaagster twee keer behandeld. Hij kan geen gegevens met betrekking tot de status, patiëntenkaart en röntgenfoto’s van klaagster verstrekken omdat hij niet meer bij F werkzaam is. Hij heeft klaagster behandeld in opdracht van het personeel van F, met tijd gereserveerd voor een zenuwbehandeling. Hem werd door het personeel meegedeeld dat er instemming was met de behandeling. Verweerder heeft klaagster bij de eerste behandeling geadviseerd om een afspraak te maken voor een behandelplan voor haar hele gebit, omdat de toestand van haar gebit slecht was. Zij heeft daar echter geen afspraak voor gemaakt. Ook heeft verweerder aan klaagster een extractie voorgesteld, maar dat wilde ze nadrukkelijk niet. Op 23 oktober 2012 heeft verweerder de bewindvoerder niet te woord gestaan omdat hij daar geen tijd voor had. En tot slot acht verweerder zich niet verantwoordelijk voor de brief van F d.d. 21 november 2012, omdat die brief niet van zijn hand is.

5. De overwegingen van het college

5.1 Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. De norm waaraan verweerder moet voldoen is vervat in artikel 40 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG). Dit artikel bepaalt dat een beroepsbeoefenaar zijn beroepsuitoefening op zodanige wijze moetorganiseren en zich van zodanig materieel moet voorzien, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg. De norm is tevens vervat in artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is bepaald dat een hulpverlener zich als goed hulpverlener dient te gedragen en bij zijn werkzaamheden de professionele standaard in acht moet nemen. Onderdeel van deze plicht is het goed informeren van de patiënt, hetgeen volgt uit artikel 7:448 BW.

5.2 Het college constateert dat uit het over en weer gestelde niet precies kan worden afgeleid op welke behandeldata verweerder klaagster heeft gezien. Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij het college hierover nauwkeuriger had ingelicht, ook al werkt hij niet meer bij F. Hij is immers als tandarts (eind)verantwoordelijk voor de behandelingen die hij klaagster heeft gegeven en naar aanleiding van de klacht moet hij daarover verantwoording afleggen. Hij moet er dan voor zorgen dat hij over de relevante gegevens beschikt en deze zo nodig opvragen. Het college constateert in elk geval dat klaagster op 16 mei 2012 en 25 mei 2012 bij F geweest, maar dat verweerder onweersproken heeft aangevoerd dat hij daar toen nog niet werkte. Aangenomen wordt dat verweerder haar op die dagen niet heeft behandeld. Verder wordt aangenomen dat verweerder, die aanvoert dat hij klaagster twee keer heeft behandeld, de (samenhangende) behandelingen heeft gedaan van 5 juni 2012, 18 juni 2012 en 2 juli 2012. Daarnaast heeft hij klaagster op 23 oktober 2012 voor een nieuw geval van kiespijn behandeld.

5.3 Ook al heeft verweerder klaagster niet gezien op 16 mei 2012 en 25 mei 2012, en heeft hij de begroting van 16 mei 2012 dus niet zelf opgesteld, toch had hij bij de behandeling van klaagster op 5 juni 2012, 18 juni 2012 en 2 juli 2012 die begroting niet zondermeer mogen overschrijden. Dat is wel (in ruime mate) gebeurd. Verweerder voert tot zijn verdediging aan dat hem door het personeel van F is meegedeeld dat er instemming was voor de behandeling. Dit blijkt echter niet uit de stukken. Verweerder kan in deze de verantwoordelijkheid niet afschuiven op F. Hij is er als behandelaar van klaagster verantwoordelijk voor dat de behandeling plaatsvindt met haar instemming. Daartoe behoort in dit geval ook de instemming van de bewindvoerder in verband met de kosten van de behandeling. Die instemming was er slechts tot het begrote bedrag van € 483,-, zoals blijkt uit de e-mail van de bewindvoerder van 23 mei 2012. De behandelingen tot en met 5 juni 2012 hebben dit bedrag niet overschreden maar die van 18 juni 2012 en 2 juli 2012 wel, met een totaalbedrag van € 1.131,-. Volgens de normen van de beroepsgroep die in 2012 golden had een tandarts de plicht om de patiënt, indien een voorgenomen behandeling € 150 of meer zou gaan bedragen, een kostenbegroting te geven. (vgl. http://www.tandarts.nl/tarieven-verzekering / tarieven / vrije tandartstarieven_in_2012 ). Verweerder had derhalve voorafgaande aan de behandelingen van 18 juni 2012 en 2 juli 2012 klaagster en haar bewindvoerder over de te verwachten kosten moeten informeren. Nu hij dit heeft nagelaten heeft hij niet gehandeld binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Ook op 23 oktober 2012 heeft hij – voor de behandeling van € 495,- – geen deugdelijke begroting aan klaagster en de bewindvoerder verstrekt, zodat daarvoor hetzelfde geldt. Indien verweerder op 23 oktober 2012 tijdens het consult geen tijd had om met de bewindvoerder te overleggen, zoals hij stelt, had hij haar op een later tijdstip moeten terugbellen. Ten onrechte heeft hij dit nagelaten en is hij klaagster gaan behandelen zonder de instemming van de bewindvoerder met de kosten. De klachtonderdelen die inhouden dat verweerder onjuist heeft gehandeld waar het de kosten van de behandeling betreft, zijn dan ook gegrond. Overigens merkt het college ten overvloede op dat op 25 mei 2012 bij klaagster in element 35 een vier- of vijfvlaksvulling is geplaatst. Deze behandeling is niet door verweerder uitgevoerd. Op 2 juli 2012 heeft verweerder in element 35 opnieuw een vier- of vijfvlaksvulling geplaatst. Beide behandeling zijn aan klaagster berekend. Deze gang van zaken acht het college opmerkelijk.

5.4 Wat de overige klachtonderdelen betreft wordt het volgende overwogen. Verweerder heeft tegenover de klacht dat er geen behandelplan is opgesteld voor het gehele gebit van klaagster aangevoerd dat hij klaagster heeft geadviseerd dit te laten opstellen, maar dat zij dit niet heeft gedaan. Daarvan uitgaande kan er verweerder geen verwijt van worden gemaakt dat een dergelijk behandelplan ontbreekt. Verder heeft verweerder onweersproken aangevoerd dat hij – anders dan klaagster stelt – met haar wel degelijk een alternatieve behandeling heeft besproken. Ook hier kan geen klachtwaardig handelen worden geconstateerd. En dan is er nog de brief van F d.d. 21 november 2012, waarvan klaagster de toonzetting aan de kaak stelt. Anders dan verweerder aanvoert, acht het college hem als (toenmalig) behandelaar van klaagster verantwoordelijk voor de inhoud van de brief, die immers betrekking had op haar behandeling en de kosten daarvan. Het college volgt klaagster er echter niet in dat de brief dreigend van toon is. Met de inhoud van de brief acht het college de grenzen van verantwoorde zorg niet overschreden. Deze overige klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is en deels ongegrond. Verweerder kan met betrekking tot de klachtonderdelen die betrekking hebben op de kosten van de behandeling een verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. Het college is van oordeel dat aan verweerder hiervoor in de gegeven omstandigheden de maatregel van berisping moet worden opgelegd. Daarbij weegt vooral mee dat klaagster, vanwege haar verstandelijke beperking, een kwetsbaar persoon is. Verweerder heeft er geen blijk van gegeven dat hij hiervoor oog heeft gehad en hiermee rekening heeft gehouden. Hij is bovendien niet bij het vooronderzoek en evenmin ter zitting aanwezig geweest. Aldus heeft hij er geen blijk van gegeven dat hij bereid is zich toetsbaar op te stellen, hetgeen het college zorgen baart.

5.6 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege berispt verweerder.

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG

in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift Nederlands Tandartsenblad ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus gewezen op 11 maart 2014 door:

mr. M. van Walraven, voorzitter,

E.M.J. Muller, M.M.L.F. Smulders en B.D. Stibbe, leden-tandarts,

mr.dr. R.P. Wijne, lid-jurist,

mr. S.S. van Gijn, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 6 mei 2014 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

wg.M. van Walraven, voorzitter

wg. S.S. van Gijn, secretaris