ECLI:NL:TGZRAMS:2014:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2013/164T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2014:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-04-2014 |
Datum publicatie: | 08-04-2014 |
Zaaknummer(s): | 2013/164T |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de tandarts dat hij onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld door een verkeerde diagnose te stellen. De klacht heeft voorts betrekking op de informatieplicht van de tandarts en zijn wijze van declareren. Waarschuwing |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 april 2013 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
gemachtigde: C,
tegen
D,
tandarts,
praktijkhoudende te B,
v e r w e e r d e r,
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de machtiging van klaagster aan C d.d. 12 juli 2013;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- de brief van C met de bijlagen d.d. 19 januari 2014;
- de brief van verweerder binnengekomen op 20 januari 2014.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 11 februari 2014 behandeld.
Partijen waren aanwezig.
Klaagster werd ter zitting vertegenwoordigd door haar vriend/gemachtigde C. Verweerder werd vergezeld door zijn collega tandarts E.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1
Op 26 februari 2013 bezoekt klaagster verweerder voor het eerst voor halfjaarlijkse controle. Verweerder onderzoekt klaagster en maakt twee kleine röntgenfoto’s en een kaakoverzichtsfoto. In overleg met klaagster besluit hij het element 38 te extraheren.
Op 27 februari 2013 voert verweerder de behandeling uit. Op de patiëntenkaart noteert verweerder: Moeizaam trekken tand of kies, met mucoperiostale opklap. Hij geeft klaagster 500 mg amoxicilline met clavulaanzuur 125 mg, brufen bruisgranulaat 600 mg en perio aid 0,12% mee met de instructie om na de extractie niet te roken in verband met de genezing.
Op 1 maart 2013 wendt klaagster zich opnieuw tot de praktijk van verweerder waar zij wordt gezien door diens collega E met pijn na extractie. Tandarts E maakt de wond weer open en schoon met fysiologisch zout en maakt nog een kleine röntgenfoto.
Vervolgens ziet verweerder klaagster weer op 4 maart 2013 met hetzelfde probleem. Verweerder maakt opnieuw onder verdoving de wond open en schoon en spoelt met waterstofperoxide en geeft klaagster erytromycine 500 mg en tramadol 50 mg mee. Verweerder maakt wederom een intra-orale röntgenfoto van de 38.
Op 6 maart 2103 ziet verweerder klaagster opnieuw met pijn linksonder van de extractie van het element 38 en element 37. Klaagster wil graag een verwijsbrief voor de kaakchirurg die tandarts E heeft genoemd met het advies om element 37 te extraheren. Verweerder geeft klaagster tegen de pijn 50 mg diclofenac mee.
Op 9 maart 2013 wordt klaagster opnieuw gezien door tandarts E in verband met hevige pijn. Na overleg met verweerder besluit tandarts E het element 37 te extraheren waarmee klaagster akkoord is gegaan, omdat zij van de pijn af wilde. Op de patiëntenkaart wordt genoteerd: Moeizaam trekken tand of kies met mucoperiostale opklap – Alveolotomie torus,(vergelijkbare praeprothetische botcorrecties, dubbelzijdig per kaak).
Vervolgens ziet verweerder klaagster weer met pijn na extractie op 11 maart 2013. Verweerder maakt wederom een kaakoverzichtsfoto en schrijft metronidazol 250 mg en amoxicilline 375 mg voor. Klaagster vraagt om een verder onderzoek in het ziekenhuis bij de kaakchirurg.
2.2
Op 12 maart 2013 bezoek klaagster de afdeling mondziekten, kaak- een aangezichtschirurgie van het F. In de brief aan verweerder vermeldt de kaakchirurg (in opleiding): Bij onderzoek is er een goed verzorgde dentitie. Extractie alveoles 36 en 37 hebben een rustig aspect, geen roodheid, geen zwelling, geen pus. De hechtingen zijn nog in situ. De omslagplooi is niet verstreken, pharynxbogen zijn symmetrisch en mondbodem is in niveau. Aanraken van de extractiewonden is bijzonder pijnlijk.
Er lijkt sprake van een gestoorde wondgenezing na verwijdering 36 en 37. Hierbij is er geen indicatie voor het maken van een CT-scan. Wij hebben de hechtingen verwijderd, alveoles gespoeld en pijnstilling (diclofenac 50 mg 3 dd 1 en paracetamol/codeïne 500/20 mg 5 dd 1) voorgeschreven. Tevens hebben wij patiënte geadviseerd de alveoles 5 dd uit te spoelen met waterstofperoxide 1,5% .
2.3.
Bij brief van 31 maart 2013 wendt de gemachtigde van klaagster zich tot verweerder met klachten over de behandeling en de hoogte van de declaraties. De declaraties van verweerder overtreffen de maximale dekking van € 500,-- per kalenderjaar uit de zorgverzekeringspolis van klaagster bij G. Klaagster stelt bovendien vraagtekens bij de noodzaak van het trekken van de 2e kies.
Klaagster vraagt verweerder een voorstel te doen om het geschil over de hoogte van de declaraties op te lossen.
Verweerder heeft daarop met klaagster en haar gemachtigde op 5 april 2013 een gesprek. Desgevraagd laat verweerder klaagster en haar gemachtigde schriftelijk weten niet in te gaan op hun voorstel om € 300,-- van de rekening af te halen.
Na bemiddeling via de NMT heeft verweerder alsnog aangeboden de dan nog openstaande nota’s, die hij op ongeveer € 300,-- schatte, te laten vervallen.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
Klaagster verwijt verweerder, kort samengevat, dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van haar omdat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld, het trekken van de 2e kies was niet nodig, en onvoldoende informatie heeft verstrekt over de behandeling en de gevolgen daarvan en eventuele alternatieven.
Het schoonmaken van de wond na het trekken van de kies was niet nodig, verweerder had moeten toelichten dat een periode van pijn niet te voorkomen is.
Voorts verwijt klaagster verweerder onjuist te declareren bij de ziektekostenverzekeraar door een verhoogde omzet te genereren door onnodige handelingen te verrichten en onduidelijk te zijn over zijn declaraties.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1
Anders dan klaagster is het college van oordeel dat er voor de extractie van de elementen 37 en 38 een voldoende indicatie bestond en derhalve verdedigbaar. Ten aanzien van het element 38 was sprake van een parodontitis apicalis. Het element 37 was mobiel en had een diepe pocket aan de distobuccale zijde. Tandarts E heeft klaagster voor de behandeling daarvan een tweetal opties gegeven, te weten een wortelkanaalbehandeling of extractie van het element. In overleg met verweerder heeft tandarts E het element geëxtraheerd.
5.2
Het college heeft geen aanwijzing dat verweerder klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling en de gevolgen daarvan. Evenmin is het college gebleken dat verweerder ter opheffing van de pijnklachten van klaagster behandelingen heeft verricht die onnodig waren. Mede in aanmerking genomen de aanzienlijke pijnbestrijdingsmedicatie die verweerder klaagster heeft meegegeven, acht college het niet aannemelijk dat verweerder klaagster niet over de na de extracties te verwachten pijn heeft geïnformeerd.
5.3
Wel is het college van oordeel dat verweerder in strijd met het ALARA-principe in een korte periode van nog geen 2 weken 4 kleine röntgenfoto’s en 2 kaakoverzichtsfoto’s heeft gemaakt van de betrokken elementen 37 en 38, terwijl daarvoor onvoldoende redenen waren. Verweerder had naar het oordeel van het college kunnen volstaan met een kaakoverzichtsfoto en enkele kleine röntgenfoto’s. Het verweer dat hij een aantal van deze röntgenfoto’s heeft gemaakt ter geruststelling van klaagster, overtuigt het college niet. Röntgenopnamen mogen alleen worden gemaakt op grond van een individuele indicatie naar aanleiding van een diagnostische vraagstelling mede gebaseerd op klinische inspectie. Daarvan dient op de patiëntenkaart aantekening te worden gemaakt. Op de patiëntenkaart is in het geheel niets vermeld over de indicatie voor de röntgendiagnostiek zodat het college er van moet uitgaan dat deze ontbrak.
In zoverre heeft verweerder dan ook ten opzichte van klaagster onzorgvuldig gehandeld.
5.4
Met betrekking tot het verwijt van klaagster dat verweerder verkeerd heeft gedeclareerd overweegt het college dat, afgezien van de hiervoor vermelde in strijd met het ALARA-principe gemaakte röntgenfoto’s, ook de extractie van de 37 met de onjuiste code H85 à € 172,77 is gedeclareerd. Verweerder heeft dat ter terechtzitting ook erkend. Ook de code T76 tuber- of retromolaarplastiek à € 67,49 is naar het oordeel van het college onjuist gedeclareerd, omdat op de patiëntenkaart de DPSI score niet is vermeld. Niet duidelijk is derhalve of voor een tuber- of retromolaarplastiek een voldoende indicatie bestond. Voorts zet het college een vraagteken bij het voorschrijven van de erytromycine 500 mg op 4 maart 2013 terwijl eerder reeds op 27 februari 2013 ter bestrijding van ontsteking tweemaal een kuur amoxicilline 500 mg werd ge geven.
Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
5.5.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in beide onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.
Aldus gewezen op 11 februari 2014 door:
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
H.C. van Renswoude en R. Muller, leden-tandarts en F.S. Kroon, lid-kaakchirurg,
mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,
mr. B.P.W. Busch, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 8 april 2014 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. F.G. Bauduin, voorzitter
w.g. B.P.W. Busch, secretaris