ECLI:NL:TGZRAMS:2014:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2013/207

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2014:20
Datum uitspraak: 11-03-2014
Datum publicatie: 11-03-2014
Zaaknummer(s): 2013/207
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door zich ongevraagd te mengen in de echtscheidingsprocedure van klager en zijn echtgenote door brieven op te stellen over zaken die haar deskundigheidsgebied te buiten gaan. Hierdoor is klager benadeeld. Gegrond, berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 mei 2013 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

gemachtigde mr. M.B.C.R. Heemskerk, advocaat te Amsterdam,

tegen

C,

huisarts,

destijds werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. A.V. Rijneke, werkzaam bij VVAA te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- de brief van verweerster, binnengekomen op 2 juli 2013;

- een brief van klager, met één bijlage, binnengekomen op 15 juli 2013

- het verweerschrift;

- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Klager was aanwezig en werd bijgestaan door mr. Heemskerk voornoemd. Verweerster was afwezig. Zij werd op de zitting vertegenwoordigd door mr. Rijneke voornoemd.

Mr. Rijneke heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college en de wederpartij is overgelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerster is vanaf 1983 als huisarts werkzaam (geweest).

2.2. Klager is tot 2009 gehuwd geweest met E (hierna: de ex-echtgenote). Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, F in 1999 en G in 2005. Klager en zijn ex-echtgenote hebben het gezamenlijk gezag over hun kinderen. De kinderen verblijven bij de ex-echtgenote. Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld in een gerechtelijke procedure over de omgang van klager met de kinderen.

2.3. De ex-echtgenote en de kinderen zijn patiënt van verweerster (geweest). Klager is geen patiënt van verweerster (geweest).

2.4. Verweerster heeft in het kader van de omgangsproblematiek die speelde tussen klager en zijn ex-echtgenote op eigen initiatief brieven gestuurd naar de gezinsvoogd, de rechter die de omgangszaak behandelt en de advocaat van de ex-echtgenote. Deze brieven zijn in de omgangsprocedure ingebracht.

2.5 Verweerster heeft bij brief van 19 september 2011 het volgende, voor zover hier van belang, aan de behandeld rechter in de omgangsprocedure bericht:

´(..)

Als huisarts van F en G kan ik u oprechts mededelen dat moeder, E, een zeer goede opvang geeft aan de kinderen. Het zou zeer traumatisch zijn, wanneer de kinderen uit huis geplaatst gaan worden. Dit zal toch niet moeten gebeuren! (..)’

2.6. Na een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de Rechtbank H de kinderen op 3 oktober 2011 onder toezicht gesteld.

2.7. Verweerster heeft bij brief van 27 december 2012 het volgende, voor zover hier van belang, aan een collega bericht:

´(..)

E zit in een PTSS. Sinds aantal jaren is er een toenemende stress volle situatie na scheiding. De 2 kinderen (..) zijn al eerder gezien door kinderhulpverlenende instanties. E is beslist niet meer in staat de confrontatie met haar aan te gaan, laat staan een band op te bouwen met haar ex om de omgang van haar kinderen op prettige wijze met hun vader te laten verlopen. Daar is te veel voor gebeurd.

Gaarne je hulp (..)’

2.8. Verweerster heeft bij brief van 27 januari 2013 het volgende, voor zover hier van belang, aan de gezinsvoogd geschreven:

´(..)

U stelt dat E eerder toezegde het omgangshuis te willen. Dat is juist! Echter A heeft dat juist destijds geweigerd. Zijn er maatregelen tegen hem genomen? Ik heb dat niet vernomen. E heeft eerder de kinderen naar hun vader gebracht. Dit is door het gedrag van vader mislukt. Maatregel? Neen! A heeft de plicht alimentatie te betalen voor zijn kinderen. Hij is al 2 jaar in gebreke gebleven om aan zijn verplichting te voldoen. Wat voor maatregel neemt u hiervoor? DE relatie tussen E en A zijn inmiddels zeer verslechterd. Het gedrag van A heeft hem inmiddels een straatverbod opgeleverd. Dit krijg je niet zomaar.(..). Uit het bovenstaande blijkt dat A regelmatig in gebreke blijft en niet zorgt voor een goede sfeer om tot elkaar te komen. WAt te zeggen als hij haar zegt: ik maak je kapot? Dit kan toch niet leiden tot een goede relatie van de ouders met de kinderen. Ook wil ik nog opmerken , dat E NIET samenwoont. A blijft ernstig in gebreke,dan kan een verstrekkende maatregel voor E toch geenszins van toepassing zijn, hooguit opschorting van het haar ten laste gelegde. (..)’

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster zich ongevraagd heeft gemengd in de omgangsproblematiek waarin klager, zijn ex-echtgenote en hun kinderen verwikkeld zijn geraakt. Volgens klager zijn de door verweerster in de brieven gedane uitlatingen niet met feiten onderbouwd en zijn ze in strijd met de waarheid. Verweerster had de brieven niet mogen en niet moeten sturen. Volgens klager hebben de brieven die verweerster heeft geschreven aan onder andere de gezinsvoogd, de rechter die de omgangszaak behandelt en de advocaat van zijn ex-echtgenote, zijn positie in de omgangszaak bovendien ernstig benadeeld. Deze brieven hebben er volgens klager voor gezorgd dat de rechtbank het verzoek van klager, om een omgangsregeling met zijn kinderen, heeft afgewezen. Klager heeft de door verweerster geschreven brieven overgelegd als productie 1 tot en met 6 bij het klaagschrift.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Zij voert aan dat haar patiënten onder de echtscheidingsprocedure leden en dat zij zich reële en ernstige zorgen maakte over hun welzijn. Verweerster heeft met de gezinsvoogd over de situatie willen overleggen, maar daar kreeg zij geen gehoor. Daarop heeft verweerster besloten haar ernstige zorgen over het ver- en beloop van de procedure en het effect daarvan op de gezondheidstoestand van haar patiënten schriftelijk te delen met de gezinsvoogd en andere betrokken instanties. Volgens verweerster is zij in actie gekomen op de voor haar op dat moment best mogelijke wijze. Zij erkent echter wel dat zij dit als behandelend huisarts niet actief schriftelijk had moeten doen.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college stelt voorop dat de behandelend arts bij het verstrekken van informatie aan derden, zoals de raad voor de kinderbescherming, de gezinsvoogd en rechtbanken, slechts relevante en uiteraard juiste medische informatie van feitelijke aard dient te verstrekken. Een arts dient zich daarbij te onthouden van het geven van waardeoordelen. Indien informatie wordt verstrekt van subjectieve aard dient duidelijk te worden gemaakt dat deze informatie geen objectieve, door de arts waargenomen of vastgestelde feiten betreft. Het college verwijst naar de KNMG-richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens, paragraaf 3.2.

5.2. Het college acht de door verweerster geschreven brieven in zijn algemeenheid lasterlijk. Het is uitdrukkelijk niet aan verweerster als huisarts, die daartoe ook niet is toegerust, om zich te mengen in de omgangsproblematiek en haar eigen inhoudelijke oordeel daarover aan derden te uiten. Het college is van oordeel dat verweerster in haar brieven de hiervoor onder 5.1. genoemde criteria met voeten heeft getreden. Het college verwijst onder andere naar de geciteerde passages onder 2.5, 2.7. en 2.8.Verweerster heeft bijvoorbeeld in de brief van 27 november 2013 informatie aan de gezinsvoogd verstrekt die op feitelijke juistheid niet is gecontroleerd. Voorts heeft zij waarde-oordelen geuit, heeft zij zich subjectief uitgelaten en is zij ook zeer stellig in haar (niet gefundeerde) uitingen. Enige nuancering van haar stellingen ontbreekt. Verweerster heeft daarmee niet heeft gehandeld zoals van haar had mogen worden verwacht en derhalve in strijd met het bepaalde in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Dat verweerster de brieven vanuit een goede intentie en uit zorg voor haar patiënten heeft gezonden, zoals zij stelt, maakt dit niet anders.

5.2. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege berispt verweerster

Aldus gewezen op 14 januari 2014 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

R. Vogelenzang, C.M. Sonnenberg en prof. dr. R.G. Pöll, leden-arts,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. C.G.J. Pluijgers, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 11 maart 2014 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. C.G.J. Pluijgers, secretaris