ECLI:NL:TGZCTG:2014:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.308

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:78
Datum uitspraak: 04-03-2014
Datum publicatie: 04-03-2014
Zaaknummer(s): c2013.308
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder, als tandarts werkzaam in een ziekenhuis, heeft bij klager poliklinisch enkele kiezen verwijderd. Klager verwijt verweerder dat hij 1) onverantwoord en onzorgvuldig heeft gehandeld; 2) onvoldoende communicatief was; 3) onjuiste voorlichting heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.308 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, wonende en werkzaam te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. A.M. Franse, jurist bij D.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 4 mei 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 mei 2013, onder nummer 12/187T, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 januari 2014, waar is verschenen verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.M. Franse. Klager is niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerder is werkzaam (geweest) als arts-assistent bij de polikliniek mondziekten en kaakchirurgie van het D..

2.2 Op 26 april 2012 heeft verweerder poliklinisch bij klager enkele kiezen verwijderd.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. onverantwoord en onzorgvuldig heeft gehandeld;

2. onvoldoende communicatief was;

3. onjuiste voorlichting heeft gegeven.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 De klachtonderdelen 1 en 2 zullen gezamenlijk worden behandeld nu -zo begrijpt het college- het klachtonderdeel dat ziet op het onverantwoord en onzorgvuldig handelen, betrekking heeft op de communicatie. Verweerder heeft de door klager in het klaagschrift beschreven bejegening betwist.

Het college oordeelt dat in gevallen als deze, waarbij beide partijen een andere versie geven van de feiten, het vaste tuchtrechtspraak is dat wanneer de lezingen van beide partijen omtrent hetgeen tussen hen is voorgevallen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, het verwijt van klager op dit onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Voor nader onderzoek op dit punt is geen aanleiding, nu klager na het antwoord niet meer heeft gereageerd, noch schriftelijk noch op de uitnodiging voor het vooronderzoek. Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

5.2 Het derde klachtonderdeel is eveneens ongegrond. Uit de stukken komt niet naar voren dat verweerder tijdens de behandeling tegen klager zou hebben gezegd dat hij een dag na de behandeling mondspoeling zou dienen toe te passen. Niet aangenomen kan worden dat verweerder onjuiste voorlichting heeft gegeven.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink, leden- beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

4 maart 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.