ECLI:NL:TGZCTG:2014:63 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.239
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:63 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-03-2014 |
Datum publicatie: | 04-03-2014 |
Zaaknummer(s): | c2012.239 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De klacht van klaagster houdt in dat zij lichamelijke schade heeft opgelopen tijdens de door de kno-arts in opleiding verrichte flexibele laryngoscopie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klaagster verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
vo or de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.239 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., destijds KNO-arts in opleiding, destijds werkzaam te D.,
verweerster in beide instanties, gemachtigde : mr. A.J. Verbout, als staflid Sectie Juridisch Bestuurlijke Zaken Raad van Bestuur verbonden aan het E. te D..
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 1 februari 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen KNO-arts in opleiding C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 februari 2012, onder nummer 11/046 heeft dat College de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 januari 2014, waar zijn verschenen klaagster alsmede de arts bijgestaan door mr. A.J. Verbout voornoemd.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Verweerster was destijds als KNO-arts in opleiding werkzaam in het E..
2.2 Op 10 november 2010 heeft verweerster bij klaagster een flexibele laryngoscopie
uitgevoerd ter beoordeling van de luchtweg. Dat onderzoek is verricht op verzoek van F., dermatoloog in opleiding. Klaagster was bij deze laatste onder behandeling omdat sprake zou zijn van recidiverend angio-oedeem met daarbij slik of benauwdheids-klachten. Bij het onderzoek is F. aanwezig geweest.
2.3 In de status is over het onderzoek ondermeer het navolgende opgenomen:
“C. kNO
Consult voor dermatologie
RvC/angio-oedeem waarbij dyspnoe
A/bekend met angio-oedeem recidiverend in aanvallen, waarbij na uitgebreide analyse allergologie/dermatologie geen oorzaak, neemt tin geval van aanval altijd Tavegil waarmee herstel.
heden opnieuw gevoel dat gelaat gezwollen is en benauwd geweest, nu echter weer over
daarbij het gevoel het eten niet goed weg te krijgen, neemt gemalen voedsel en dit lukt wel.
zou sinds 2007 los van de angiooedeem episodes continue slikklachten hebben eerder bij ons hiervoor ganalyseerd echter pte durft geen slikfoto te ondergaan vanwege angst voor allergische reactie op contrast middel.
(..)
O/ geen tachypnoe of stridor
kan goed spreken zonder benauwd te raken, geen dysfonie
geen oedeem gelaat
flex: symm mobiele larynghelften, gave SB, ook subglottis normaal lumen op oro-hypofaryngeaal geen zwelling, geen oedemen.
C/st na doormaken episoden van mogelijk angiooedeem, thans geen afwijkingen luchtweg.
b/exp.
aangeboden voor slikklachten nog eens op onze polikliniek te komen pte denkt heirover na
De status vermeldt verder :
“15-11-2010
C. kno
van collega G. vernomen dat pte heeft gebeld (..) want heeft last van pijn in neus na flex laryngoscopie (…)
22-11-2010
C. KNO
gebeld door dd neurologie vv verwijzing pte
pte zou klachten hebben van gevoelloosheid aangezicht na flex laryngoscopie aan gegeven dat pte in ieder geval ten allen tijde op mijn poli van harte welkom is. “
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat klaagster schade heeft opgelopen tijdens de door verweerster verrichte flexibele laryngoscopie.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. De overwegingen van het college
5.1 Vaststaat dat verweerster op 10 november 2010 bij klaagster een flexibele laryngoscopie heeft uitgevoerd.
5.2 Voor een goed begrip zal het college eerst uiteenzetten welk onderzoek nu feitelijk door verweerster bij klaagster is uitgevoerd. Het college neemt daartoe over gedeeltes uit de door verweerster overgelegde toelichting waarvan de juistheid door klaagster niet is bestreden.
Het betreft hier een onderzoek waarbij een atraumatische fiberscoop (een dun slangetje) via de neusholte, de neus-keelholte, naar het onderste gedeelte van de keelholte wordt opgevoerd. Dit onderzoek vindt met name plaats om het strottenhoofd en het begin van de slokdarm goed te kunnen beoordelen. De tip van het slangetje (met een doorsnede van enkele millimeters) raakt daarbij zo min mogelijk structuren in de omgeving aan en blijft boven het strottenhoofd hangen. Op deze wijze kunnen de structuren van de keel worden beoordeeld. Het onderzoek duurt veelal enkele minuten. Indien er al schade aan een van de omliggende structuren zou ontstaan, dan zal dit meestal een beperkt, trauma van het neusslijmvlies zijn. Hierbij kan een geringe bloeding in de neus optreden.
5.3 Het college stelt voorts vast dat verweerster op verzoek van de dermatoloog in consult is gekomen omdat deze een specifieke vraag had aan verweerster om de lucht- en voedselweg te beoordelen.
De door verweerster gebruikte methode is naar het oordeel van het college juist bij uitstek geschikt om de vraagstelling te kunnen beoordelen. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster de ingreep, waarin zij uitermate ervaren was, niet op een juiste wijze heeft verricht. Bovendien is er bij het onderzoek ook geen enkele schade opgetreden en heeft zich met name geen trauma voorgedaan dat eventueel een geringe bloeding in de neus tot gevolg had kunnen hebben.
Klaagster voert weliswaar nog een reeks van argumenten aan die in verband zouden moeten worden gebracht met de uitgevoerde behandeling, maar het college legt die als ongefundeerd zonder verder onderzoek terzijde.
5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47
lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder “ 2. De feiten.” staan weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure.
4.1 Klaagster beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert impliciet tot gegrond verklaring van haar klacht.
4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert – zakelijk weergegeven - primair tot niet-ontvankelijk verklaring en subsidiair tot verwerping van het beroep.
Beoordeling.
4.3 Wat betreft het primaire verweer van de arts oordeelt het Centraal Tuchtcollege als volgt.
Het Centraal Tuchtcollege acht de gronden van het beroep in het beroepschrift voldoende duidelijk omdat daaruit kan worden afgeleid dat klaagster het geschil in volle omvang in hoger beroep wenst voor te leggen. Gebleken is dat de arts dat ook zo heeft begrepen en zich ter zake heeft kunnen verdedigen. Klaagster is derhalve ontvankelijk is in haar beroep.
4.4 Overigens heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege, zodat het beroep moet worden verworpen. Met name is ook in hoger beroep op geen enkele wijze gebleken dat de arts bij het inbrengen van de fiberscoop een fout heeft gemaakt, terwijl evenmin aannemelijk is geworden dat de klachten die klaagster stelt met betrekking tot haar aangezichtszenuw door het inbrengen van de fibroscoop kunnen zijn veroorzaakt.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. G.P.M. van Dungen en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en dr. F.J.J. van den Elshout, leden- beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.