ECLI:NL:TGZCTG:2014:6 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.494

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:6
Datum uitspraak: 16-01-2014
Datum publicatie: 16-01-2014
Zaaknummer(s): c2012.494
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de chirurg dat zij is tekortgeschoten in de informatievoorziening naar klaagster, omdat zij niet heeft aangegeven dat zij de operatie zou uitvoeren en dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat klaagster klachten heeft gehouden zoals een doof gevoel in het rechterbeen, teleangiëctasieën en een ontsierend litteken. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.494 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. drs. A.H.J. de Kort, advocaat te Sint Michielsgestel,

tegen

C., chirurg, wonende te D.,verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

Mevrouw A. - hierna klaagster - heeft op 11 januari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen mevrouw C. - hierna de chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 november 2012, onder nummer 1207 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.495 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 december 2013, waar zijn verschenen de gemachtigde van klaagster, mr. drs. A.H.J. de Kort, en de chirurg, bijgestaan door mr. O.L. Nunes. Klaagster is niet verschenen .

De genoemde gemachtigden hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster bezoekt de polikliniek in februari 2006. Zij was op de afdeling vaatchirurgie sinds 2003 bekend met oppervlakkige spataderen aan het rechter been. Destijds werd bij duplex onderzoek al een insufficiëntie van de vena saphena magna beiderzijds vastgesteld. De behandelend specialist constateert dat er tevens sprake is van insufficiëntie van de vena saphena parva links. Hij adviseert een strip-operatie aan beide benen. De operatie wordt op 21 april 2006 gedaan door verweerster, op dat moment bijna zes jaar in opleiding tot chirurg.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster dat zij:

a) is tekortgeschoten in de informatievoorziening naar klaagster, omdat zij niet heeft aangegeven dat zij de operatie zou uitvoeren;

b) onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat klaagster klachten heeft gehouden zoals een doof gevoel in het rechterbeen, teleangiëctasieën en een ontsierend litteken.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster had geen aanleiding te veronderstellen dat klaagster niet goed over de ingreep zou zijn geïnformeerd en mocht ervan uitgaan dat klaagster was verteld dat de operatie zou worden uitgevoerd door een daartoe bevoegde en bekwame chirurg of chirurg in opleiding zonder dat diens naam werd genoemd. Dat staat ook zo in de algemene folder over het ziekenhuis als opleidingsziekenhuis. Verweerster is op de dag van de ingreep s’ochtends vroeg, voordat aan klaagster (pre)medicatie werd toegediend, naar de afdeling van klaagster gegaan, heeft zich voorgesteld als de arts die de operatie zou uitvoeren en heeft het operatiegebied op de benen afgetekend. Zij heeft klaagster na de operatie nogmaals gezien. De door verweerster uitgevoerde ingreep - het strippen van de vena saphena magna en excisie van de varices - behoort volgens korte tijd later uitgekomen Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde tot zwaarteklasse 1 en wordt als één van de lichtste ingrepen beschouwd, die een arts in opleiding ook als eerste leert en als eerste zelfstandig uitvoert. Verweerster bevond zich ten tijde van de operatie in het zesde jaar van haar opleiding en was nog slechts twee maanden van haar registratie als chirurg verwijderd. Zij was bevoegd en bekwaam de ingreep te verrichten. De ingreep is lege artis gebeurd, waarvoor verweerster verwijst naar het operatieverslag en het feit dat tijdens het polibezoek op 27 april 2006 werd vastgesteld dat het prima ging: de liezen waren rustig, alle wondjes mooi en er was weinig sprake van hematoom vorming.

5. De overwegingen van het college

Het college oordeelt over de klacht als volgt.

Verweerster mocht ervan uitgaan dat klaagster de algemene folder ‘Het (…)ziekenhuis als opleidingsziekenhuis’ had ontvangen. Daarin staat: Omdat het (…) een opleidingsziekenhuis is, kunt u tijdens uw onderzoek, behandeling of ingreep te maken krijgen met artsen die in opleiding zijn tot medisch specialist (…)Arts-assistenten in opleiding doen operaties ook zelfstandig als dit geautoriseerd is door de specialist (…) De arts die u op de polikliniek, verloskamer of afdeling heeft geholpen is niet noodzakelijkerwijs degene die u zal opereren of behandelen. Het is mogelijk dat een andere specialist of arts-assistent u opereert of behandelt. Als dit het geval is, wordt dit aan u verteld en de betreffende arts zal zich vanzelfsprekend aan u voorstellen.

Klaagster mocht er dus niet automatisch vanuit gaan dat de behandelend specialist haar ook zou opereren. Maar ook indien en voorzover klaagster er tevoren niet van op de hoogte is gesteld dat zij door een andere arts zou worden geopereerd kan verweerster daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Verweerster kon voldoende informatie uit het dossier halen om de ingreep op verantwoorde wijze uit te voeren. Zij is de ochtend voor de ingreep bij klaagster geweest om de te opereren plaatsen op de beide benen aan te tekenen, hetgeen klaagster erkent. Verweerster zegt dat zij zich daarbij aan klaagster als operateur heeft voorgesteld en dat is conform de gebruikelijke gang van zaken, zoals blijkt uit de eerder aangehaalde folder. De enkele ontkenning door klaagster legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal .

Verweerster was bevoegd en bekwaam om de ingreep uit te voeren. Het ging om een klasse I ingreep, verweerster was bijna klaar met haar zesjarige opleiding tot chirurg en zij had deze ingreep al circa 70 keer eerder uitgevoerd. De ingreep is naar het oordeel van het college lege artis geschied. Dat klaagster enige tijd na de ingreep klachten kreeg betekent niet dat deze door de ingreep zijn ontstaan. Op 27 april 2006, een week na de ingreep, waren er geen klachten en de littekens genazen mooi. Ook bevindt het dove gevoel in het rechter been zich niet in de regio waar verweerster heeft geopereerd.

Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de klacht als ongegrond zal worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft (de gemachtigde van) klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en

mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en dr. G.J. Clevers, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

16 januari 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.