ECLI:NL:TGZCTG:2014:5 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.495

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:5
Datum uitspraak: 16-01-2014
Datum publicatie: 16-01-2014
Zaaknummer(s): c2012.495
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de chirurg dat hij verweerder dat hij a) is tekortgeschoten in de informatievoorziening en niet is voldaan aan de eis van informed consent: klaagster heeft verweerder geen toestemming gegeven om haar door een ander dan verweerder te laten opereren en verweerder heeft klaagster daar niet over geïnformeerd b)in de correspondentie naar de huisarts en de dermatoloog heeft gesuggereerd dat hij de operatie zelf heeft uitgevoerd c) niet heeft overlegd met de dermatoloog d) een te grote verantwoording op zich nam door een ars-assistent de operatie te laten uitvoeren. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.495 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. drs. A.H.J. de Kort, advocaat te Sint Michielsgestel,

tegen

C., chirurg, wonende te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan de Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht .

1. Verloop van de procedure

Mevrouw A. - hierna klaagster - heeft op 11 januari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen de heer C. - hierna de chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 november 2012, onder nummer 1208 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.494 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 december 2013, waar zijn verschenen de gemachtigde van klaagster, mr. drs. A.H.J. de Kort, en de chirurg, bijgestaan door mr. S.J. Berkhoff-Muntinga. Klaagster is niet verschenen .

De genoemde gemachtigden hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster bezoekt verweerder voor het eerst in februari 2006. Zij was op zijn afdeling vaatchirurgie sinds 2003 bekend met oppervlakkige spataderen aan het rechter been. Destijds werd bij duplex onderzoek al een insufficiëntie van de vena saphena magna beiderzijds vastgesteld. Verweerder constateert dat er tevens sprake is van insufficiëntie van de vena saphena parva links. Hij adviseert klaagster een strip-operatie aan beide benen te laten uitvoeren. Deze operatie wordt op 21 april 2006 gedaan door een arts-assistent, op dat moment bijna zes jaar in opleiding tot chirurg.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a) is tekortgeschoten in de informatievoorziening en niet is voldaan aan de eis van informed consent: klaagster heeft verweerder geen toestemming gegeven om haar door een ander dan verweerder te laten opereren en verweerder heeft klaagster daar niet over geïnformeerd;

b) in de correspondentie naar de huisarts en de dermatoloog heeft gesuggereerd dat hij de operatie zelf heeft uitgevoerd;

c) niet heeft overlegd met de dermatoloog;

d) een te grote verantwoording op zich nam door een ars-assistent de operatie te laten uitvoeren.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft met klaagster de indicatie voor de operatie en de operatie zelf besproken. Zij is geïnformeerd over de aard en het doel van de behandeling, de te verwachten gevolgen en risico’s, alternatieve behandelmethodes en de prognose. Klaagster kreeg foldermateriaal mee, meer specifiek de folder ‘Spataderoperatie en nazorg’. Verweerder heeft nooit gesuggereerd dat hij de operatie zelf zou uitvoeren, maar wel dat dit zou gebeuren door een daartoe bevoegde en bekwame chirurg of een chirurg in opleiding uit het team onder leiding van verweerder, zoals ook staat in de aan klaagster meegegeven folder ‘Het (…) ziekenhuis als opleidingsziekenhuis’. Klaagster heeft dit bezwaar in de jaren na de ingreep nooit ter sprake gebracht. De arts-assistent heeft zich voor de operatie als operateur voorgesteld en de te opereren plaatsen op beide benen aangetekend. Zij was bijna klaar als chirurg en zowel bevoegd als bekwaam om de ingreep te verrichten. Het gaat om een klasse 1 ingreep, die reeds in het eerste jaar van de opleiding door chirurgen in opleiding zelfstandig verricht kan worden. De arts-assistent had meer dan ruime ervaring. Zij had circa 70 spataderoperaties gedaan, zowel onder supervisie als zelfstandig. Verweerder heeft niet gesuggereerd dat hij de operateur zou zijn of was geweest. Er is voortdurend overleg tussen vaatchirurgen en dermatologen over gezamenlijke patiënten, zo ook in het geval van klaagster. Geen van de geconsulteerde specialisten, waaronder de orthopedisch chirurg, de neuroloog en de vaatchirurg in second opinion heeft een oorzaak van de klachten van klaagster na de operatie kunnen vinden of een complicatie van de operatie kunnen vaststellen.

5. De overwegingen van het college

Het college constateert dat de lezingen van klaagster en verweerder ten aanzien van het aan de klacht ten grondslag gelegde feitencomplex op onderdelen uiteenlopen. De lezing van verweerder vindt echter - in tegenstelling tot die van klaagster - steun in het medisch dossier. Zo staat in de door verweerder samen met klaagster ingevulde opnameaanvraag d.d. 20 maart 2006 dat met klaagster overleg is geweest over de ingreep, dat de aard en het doel van de behandeling met haar zijn besproken, evenals de te verwachten gevolgen en risico’s, alternatieve onderzoeks- of behandelmethode en de prognose. Daarin staat ook dat klaagster foldermateriaal heeft ontvangen en toestemming geeft voor de operatie. Klaagster stelt dat zij slechts één folder heeft gekregen over de ingreep zelf, maar dit acht het college niet waarschijnlijk. In het dossier staat dat zij zowel op 23 februari 2006 als op 20 maart 2006 foldermateriaal heeft ontvangen. Voorts zegt verweerder dat hij klaagster ook mondeling heeft meegedeeld dat het mogelijk was dat een andere arts dan hijzelf de operatie zou doen. Klaagster ontkent niet dat op de dag van de operatie een arts-assistent bij haar is geweest om op beide benen de te opereren gebieden aan te tekenen. Aangenomen moet worden dat de arts-assistent zich bij die gelegenheid aan klaagster als operateur heeft voorgesteld. Dat wordt door haar bevestigd en komt overeen met de in de folder ‘Het (…) ziekenhuis als opleidingsziekenhuis’ beschreven standaardprocedure. De enkele ontkenning door klaagster legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal.

Verweerder heeft naar het oordeel van het college tegenover de huisarts niet de indruk gewekt dat hij zelf de ingreep heeft verricht. De brief van de arts-assistent aan de huisarts d.d. 24 april 2006 is door verweerder (als supervisor) alleen voor akkoord getekend. Bovenaan deze brief staat dat een kopie daarvan naar de dermatoloog is gegaan. Dat pleit voor het standpunt van verweerder dat hij wel degelijk overleg heeft gehad met de dermatoloog.

De arts-assistent was bevoegd en bekwaam om de ingreep uit te voeren. Zij had de zesjarige opleiding tot chirurg bijna beëindigd. Het ging om een eenvoudige klasse I ingreep en de arts-assistent had deze al circa 70 keer uitgevoerd. Verweerder kon en mocht er daarom vanuit gaan dat de arts-assistent de ingreep lege artis zou uitvoeren. Dat klaagster na de operatie klachten kreeg impliceert niet dat deze door de operatie zijn ontstaan. De door verweerder geraadpleegde specialisten hebben geen causaal verband tussen de door klaagster geuite klachten en de ingreep op 21 april 2006 kunnen vaststellen.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien leidt tot de conclusie dat de klacht op alle onderdelen ongegrond wordt bevonden en zal worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft (de gemachtigde van) klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en

mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en dr. G.J. Clevers, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

16 januari 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.