ECLI:NL:TGZCTG:2014:47 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.143

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:47
Datum uitspraak: 06-02-2014
Datum publicatie: 06-02-2014
Zaaknummer(s): c2013.143
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kinderarts heeft in strafzaak tegen klaagster (moeder patiënte) als getuige een verklaring afgelegd. Klaagster verwijt de kinderarts dat zij: 1) Buiten haar vakgebied is getreden door in haar verklaring een oordeel over de geestestoestand van klaagster te geven; 2) Heeft nagelaten bij het noemen van haar diagnose Münchhausen by Proxy verschillende categorieën te onderscheiden; 3) Onzorgvuldig heeft gehandeld nu het gevolg is geweest dat de rechtbank zich bij de strafmaatoverweging door de verklaring heeft laten leiden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.143 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C.

tegen

D., kinderarts, werkzaam te E., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. A.H. Wijnberg, advocaat te Groningen.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 18 juni 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen D. - hierna de kinderarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 februari 2013, onder nummer G2012/62 heeft dat College de klacht ongegrond verklaard en afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen en heeft daarbij de gronden van de klacht aangevuld. De kinderarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Zowel van de zijde van klaagster als van de kinderarts zijn nadien nog aanvullende stukken ingekomen.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 december 2013, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en de kinderarts, bijgestaan door haar gemachtigde.

De beide gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.

De Rechtbank te F. heeft bij vonnis van 27 december 2011 klaagster veroordeeld ter zake van zware mishandeling met voorbedachten rade tegen haar minderjarige kind en het opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen van haar kind, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, gepleegd in de periode van 17 februari 2008 tot en met 31 juli 2008. Bij de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting van de Rechtbank heeft verweerster op 16 september 2010 als getuige een verklaring afgelegd. Verweerster was gedurende de destijdse opname van het kind van klaagster van 28 juli 2008 tot en met 6 augustus 2008 de behandelende kinderarts.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster verwijt verweerster grote onzorgvuldigheid

- doordat zij als getuige ter terechtzitting van de Rechtbank te F. op 16 september 2010 in een strafzaak tegen klaagster een verklaring heeft afgelegd over het ziektebeeld van klaagster (Münchausen by Proxy), waarmee zij buiten haar vakgebied is getreden;

- door na te laten bij het noemen van haar diagnose Münchausen by Proxy verschillende categoriën te onderscheiden;

- nu het gevolg is geweest van haar verklaring dat de Rechtbank zich bij haar strafmaatoverwegingen mede door die verklaring heeft laten leiden.

4. Het verweer

Het verweer luidt dat

- klaagster er ten onrechte - en waarschijnlijk ten gevolge van een misverstand - ervan uitgaat dat de genoemde verklaring betrekking had op klaagster, nu die verklaring uitsluitend betrekking had op het kind en niet op klaagster;

- verweerster ten aanzien van het kind bevoegd was te oordelen en zij dan ook niet buiten haar vakgebied is getreden;

- de diagnose Münchausen by Proxy weliswaar twee categoriën omvat (één betreffende het ziektebeeld bij een kind en één betreffende het ziektebeeld bij een volwassene) maar dat het ten tijde van de terechtzitting in de strafzaak gebruikelijk was de diagnose zonder onderscheid voor beide categoriën te gebruiken;

- de gedachte dat de Rechtbank bij het bepalen van de strafmaat op de verklaring van verweerster is teruggevallen, feitelijke grondslag mist.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Eerste klachtonderdeel

Het College is van oordeel dat de verklaring die verweerster als getuige onder ede bij de Rechtbank te F. heeft afgelegd – reeds op het eerste gezicht en in ieder geval bij zorgvuldige lezing en gelet op de verklaring in haar geheel – onmiskenbaar slechts op het kind van klaagster betrekking had en niet – ook – op klaagster. Het vermelden van de diagnose Münchausen by Proxy, had eveneens zonder twijfel slechts betrekking op haar kind. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden die tot de conclusie kunnen leiden dat de verklaring wel (mede) op klaagster betrekking zou hebben gehad. Verder geldt dat verweerster de behandelende arts van het kind was en dat zij daarmee bevoegd was bedoelde diagnose te stellen en de Rechtbank daarvan bij de behandeling van de strafzaak in kennis te stellen.

Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

5.2 Tweede klachtonderdeel

Bij de diagnose Münchausen by Proxy zijn verschillende categoriën te onderscheiden, namelijk (bij een volwassene) Factitious Disorder by Proxy en (bij een kind) Pediatric Condition Falsification. Hoewel het naar de huidige maatstaven uit een oogpunt van zorgvuldigheid de voorkeur verdient aan te geven welke categorie wordt bedoeld, gold dat nog niet ten tijde van de bedoelde terechtzitting. Naar de maatstaven die destijds golden, was het niet ongebruikelijk en niet ontoelaatbaar de diagnose Münchausen by Proxy voor beide categoriën te gebruiken.

Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.3 Derde klachtonderdeel

Al aangenomen dat de Rechtbank door de verklaring van verweerster tot een onjuiste overweging met betrekking tot de strafmaat zou zijn gekomen, geldt in de eerste plaats dat dit – gezien het vorenstaande – niet aan verweerster zou kunnen worden verweten. Maar afgezien hiervan moet worden vastgesteld dat uit het vonnis van de Rechtbank geenszins blijkt dat de verklaring van verweerster in de desbetreffende overweging een rol heeft gespeeld. Ook hier geldt derhalve dat dit klachtonderdeel berust op een onjuiste lezing van het vonnis. Dit klachtonderdeel zal eveneens ongegrond worden verklaard.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep. Daarbij heeft zij naar voren gebracht dat de oorspronkelijke klacht tevens inhield dat de kinderarts onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van het kind door als getuige ter terechtzitting in de strafzaak tegen klaagster een verklaring af te leggen over het kind en daarin de diagnose Münchausen by Proxy te noemen zonder daarbij de verschillende categoriën van die diagnose te onderscheiden.

4.2 De kinderarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep, voor zover het klaagster betreft, heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen. De bewoordingen waarin de arts de betreffende verklaring als getuige in een stafzaak heeft afgelegd maken volstrekt duidelijk dat de arts enkel doelde op het kind. In dat verband is van betekenis dat noch klaagster, noch haar raadsman in de strafzaak aan de kinderarts, die zij zelf als getuige in die strafzaak hebben opgeroepen, naar aanleiding van haar verklaring ter terechtzitting geen vragen hebben gesteld over de in die verklaring gegeven diagnose.

4.4 Het Centraal Tuchtcollege overweegt daarnaast ten aanzien van het kind dat klaagster haar klacht, dat de kinderarts ten onrechte de diagnose Münchausen by Proxy ten aanzien van het kind heeft genoemd, gezien de feiten en omstandigheden zoals deze in eerste aanleg en hoger beroep zijn gebleken, onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, nog daargelaten dat het hier een nieuw klachtonderdeel betreft. Voor wat betreft het onderscheiden van verschillende categorieën bij de diagnose Münchausen by Proxy verwijst het Centraal Tuchtcollege naar hetgeen het Regionaal Tuchtcollege hieromtrent onder 5.2 van zijn beslissing heeft overwogen en maakt die tot de zijne. De richtlijn uit 2007 waarop klaagster zich heeft beroepen, is een richtlijn van de Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling (VVAK), welke groep artsen met de beide categoriën van de diagnose Münchhausen by Proxy kan worden geconfronteerd. Kinderartsen plegen hun diagnosestelling en behandeling te beperken tot het kind. Deze richtlijn is tot op heden niet door de Vereniging voor Kindergeneeskunde geautoriseerd.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. J.P. Balkema en

mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en drs. B.W. Topman en dr. G. Brinkhorst, leden-beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

6 februari 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.