ECLI:NL:TGZCTG:2014:383 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.078

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:383
Datum uitspraak: 11-12-2014
Datum publicatie: 11-12-2014
Zaaknummer(s): c2014.078
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een penitentiair verpleegkundige en betreft de verstrekking van flesjes nutridrink. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Hoger beroep klager verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.078 van:

A., voorheen verblijvend in de Penitentiaire Inrichting B., locatie C., huidige verblijfplaats onbekend, appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

D., penitentiair verpleegkundige, voorheen werkzaam te B.,

verweerster in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klager - heeft op 18 december 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen D. - hierna: de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 januari 2014, onder nummer VP2012/19 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 1 oktober 2014, waar de verpleegkundige is verschenen. Voorts zijn E. en F., beiden penitentiair inrichtingswerker, daar gehoord als getuige.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1

Klager is in juli 2012 overgeplaatst van de Penitentiaire Inrichting (PI) G. naar de PI-B, locatie C., alwaar hij nog steeds verbleef ten tijde van het indienen van de klacht. Rond 1 september 2013 is hij op vrije voeten gesteld. Zijn huidige verblijfplaats is onbekend.

2.2

Verweerster was ten tijde van de ontvangst van de klacht als penitentiair verpleegkundige werkzaam in de PI waar klager verbleef. Vanaf 1 september 2013 werkt zij elders en niet langer als verpleegkundige.

2.3

Op 16 maart 2012 is door de inrichtingsarts van de PI G. nutridrink aan klager voorgeschreven, vanwege problemen met het verwerken van vast voedsel. Op 21 maart 2012 werd de verstrekking van nutridrink gestaakt, omdat klager gemalen voedsel kreeg aangeboden. Aangezien klager stelde dat hij het gemalen voedsel niet goed kon verwerken, is de verstrekking van nutridrink hervat op 4 april 2012. In de PI B. is de verstrekking gecontinueerd.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager stelt dat hem in de PI G. vier flesjes nutridrink per dag zijn voorgeschreven vanwege het feit dat hij geen gebit meer heeft en daarom moeite heeft met het eten van vast voedsel. De verstrekking is in B. weliswaar voortgezet, maar hij krijgt nu alleen vier flesjes als hij ze ’s ochtends komt ophalen bij de Medische Dienst. Aangezien hij echter drie keer per week ’s ochtends ‘geblokt’ is voor arbeid, kan hij dat op die dagen niet doen. Hij wil de flesjes dan ’s middags ophalen, maar dat mag niet. Verweerster wil hem dan niet meer dan twee flesjes meegeven, aldus klager. Hij is van mening dat verweerster hierdoor ten onrechte niet het medisch beleid uitvoert dat door een arts is vastgesteld.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerster stelt dat zij het verstrekken van nutridrink conform de overdracht van de Medische Dienst PI G. heeft gecontinueerd, namelijk vier flesjes per dag. Zo is het ook bepaald in het protocol aangaande medicatieverstrekking van C.. Wel dient klager deze ’s ochtends op te halen. Wanneer hij pas na 13:00 uur langskomt, krijgt hij – eveneens conform bedoelde richtlijnen – slechts twee flesjes mee. Dit is niet alleen conform het protocol maar ook beste voor zijn gezondheid, aangezien klager diabetes heeft. Veel eiwitrijk voedsel is na een bepaald tijdstip niet goed voor diabetespatiënten. Overigens neemt klager naast nutridrink ook vast voedsel tot zich. Daarvoor doet hij dan zijn gebitsprothese in. Dat hij meer dan alleen nutridrink binnenkrijgt, blijkt ook wel uit zijn forse gewichtstoename. In tien maanden tijd is hij namelijk vijftien kilo aangekomen.

Op enig moment zijn er overigens twaalf flesjes nutridrink in zijn cel gevonden. Hij spaart ze kennelijk ook wel eens op. Aangezien hij er toen van werd verdacht de flesjes te verhandelen, werd aan hem een strafmaatregel opgelegd.

Aangaande de stelling van klager dat hij tijdens bloktijden geen medicatie mag ophalen bij de Medische Dienst, heeft verweerster navraag gedaan op zijn afdeling. Haar is meegedeeld dat deze stelling onjuist is, ook op deze ochtenden kan hij zijn flesjes nutridrink ophalen. Klager kiest er zelf voor op deze dagen pas ’s middags naar de Medische Dienst te gaan voor zijn medicatie, maar het kan dat dus ook ‘s ochtends doen. Dat hij daarvan geen gebruik wenst te maken, is zijn eigen verantwoordelijkheid. Verweerster is van mening dat haar geen verwijt treft, aangezien zij heeft gehandeld conform het voor haar geldende protocol.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het College overweegt in de eerste plaats dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen ten tijde van het handelen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Wat de onderhavige klacht betreft, overweegt het College het volgende. De stelling van klager dat het voor hem niet mogelijk was op geblokte dagen in de ochtend zijn flesjes nutridrank op te halen bij de Medische Dienst wordt niet alleen bestreden, maar vindt ook geen steun in het dossier. Het dient er dan ook voor te worden gehouden dat deze stelling onjuist is en klager er zelf voor koos zich tijdens de bloktijden niet tot de Medische Dienst te wenden voor medicatieverstrekking.

Aangaande de handelwijze van verweerster geldt het volgende. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zij te kort is geschoten in haar zorgverlening jegens klager, dan wel op andere wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld jegens hem. Haar handelwijze was conform het overgelegde protocol ‘De werkwijze “Medicatie in detentie” op de afdelingen’ en klager heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat daarvan in zijn specifieke situatie behoorde te worden afgeweken. Nu er geen sprake is geweest van een tuchtrechtelijk relevante tekortkoming van de zijde van verweerster, acht het College de klacht kennelijk ongegrond.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. Vaststaande feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager heeft in hoger beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Deze richt zich tegen de door de verpleegkundige gevolgde werkwijze, inhoudende dat hij de flesjes nutridrink 's-morgens moest ophalen bij de medische dienst van de penitentiaire inrichting. Klager voert aan dat de medische dienst de flesjes nutridrink ter verspreiding had moeten meegeven aan de bewaking van de afdeling, zoals in andere penitentiaire inrichtingen gebeurt. Klager concludeert tot gegrondverklaring van zijn klacht.

4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij voert aan dat klager zich beroept op het beleid van een andere penitentiaire inrichting. Volgens de verpleegkundige heeft zij bij het uitreiken van de flesjes nutridrink gehandeld volgens de in de penitentiaire inrichting B. geldende richtlijnen.

4.3 De verpleegkundige heeft ter zitting in hoger beroep ten aanzien van de werkwijze in de penitentiaire inrichting de volgende toelichting gegeven. De flesjes nutridrink worden aangeleverd via de apotheek. In de inrichting wordt alles wat door de apotheek wordt aangeleverd aangemerkt als medicatie en uitgereikt volgens een protocol genaamd De werkwijze "Medicatie in detentie" op de afdelingen. Het halveren van de voorgeschreven dosering nutridrink berust volgens de verpleegkundige op een interpretatie van de in dat protocol vermelde richtlijnen met betrekking tot de tijdstippen waarop medicatie moet worden ingenomen.

4.4 Het Centraal Tuchtcollege zet vraagtekens bij het door de verpleegkundige geschetste beleid van de penitentiaire inrichting met betrekking tot de verstrekking van nutridrink. Het College neemt daarbij in aanmerking dat nutridrink geen geneesmiddel is in de zin van de Geneesmiddelenwet en dat het beleid ertoe leidt dat een voedingsmiddel zoals nutridrink wordt verstrekt door de medische dienst op basis van een richtlijn die voor medicatie is geschreven, terwijl medicatie – zoals in het geval van klager de aan hem in verband met suikerziekte voorgeschreven metformine – deels wordt verstrekt door de bewaking, waarbij onduidelijk is of die richtlijn wél wordt gehanteerd. Ter zitting in hoger beroep is echter voldoende gebleken, zowel uit de toelichting door de verpleegkundige als uit de verklaringen van de daar gehoorde getuigen, dat de door de verpleeg­kundige beschreven uitleg van het protocol binnen de organisatie algemeen werd gedragen, zodat haar van die uitleg geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Gelet hierop valt de verpleegkundige naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij dit protocol volgde. Dit voert tot de slotsom dat het handelen van de verpleegkundige niet als klachtwaardig is aan te merken.

4.5 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en W.J.B. Hauwert en P. van der Zee, leden- beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

11 december 2014.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.