ECLI:NL:TGZCTG:2014:369 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.412

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:369
Datum uitspraak: 04-12-2014
Datum publicatie: 04-12-2014
Zaaknummer(s): c2013.412
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klaagster verwijt de verpleegkundige kort gezegd dat hij heeft nagelaten actief stelling te nemen tegen haar psychiater ten aanzien van haar medicijngebruik en dat hij haar heeft blootgesteld aan een afschuwelijke ECT-ervaring, waardoor haar herstel is geblokkeerd. Het Regionaal tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Hoger beroep klaagster verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.412 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

T., verpleegkundige, destijds werkzaam te I., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klaagster - heeft op 11 juli 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen T. – hierna: de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 9 juli 2013, onder nummer 12/284 VP heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 1 oktober 2014, waar klaagster is verschenen, alsmede de verpleegkundige, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klaagster is sinds 1995 bekend met een psychiatrische voorgeschiedenis. Zij is, zowel met als zonder Rechtelijke Machtiging (RM), gedurende diverse perioden opgenomen en in behandeling geweest bij diverse instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) wegens depressiviteit, suïcidaliteit en persoonlijkheids-problematiek. Ook was klaagster bekend met het gebruik van medicatie (psychofarmaca).

2.2 Klaagster is van 28 juli 2008 tot 1 mei 2009 opgenomen geweest op de open afdeling van het Regionaal Psychiatrisch Centrum J. (RPC), omdat er sprake was van een escalatie in de thuissituatie. Het beleid was gericht op het resocialiseren en het zoeken naar een woning. Per 1 mei 2009 is klaagster met ontslag gegaan en vanaf dat moment bleef zij ambulant onder behandeling van een psychiater en een psychiatrisch verpleegkundige. Verweerder is als teammanager verbonden aan het RPC.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. heeft nagelaten actief stelling te nemen tegen de psychiater van klaagster ten aanzien van haar medicijngebruik, en met name ten aanzien van het niet voorschrijven van het middel Parnate;

2. klaagster heeft blootgesteld aan een afschuwelijke ECT-ervaring, waardoor haar herstel volledig is geblokkeerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college stelt voorop dat verweerder niet in zijn functie als verpleegkundige heeft gehandeld, maar als teammanager. Nog los van de vraag of verweerder in deze wel als teammanager tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor de behandeling van klaagster in het kader van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), stelt het college vast dat het voorschrijven van medicijnen en de medisch behandeling onder de verantwoordelijkheid valt van haar behandelend psychiater en niet onder die van verweerder, noch in zijn hoedanigheid van teammanager en noch in die van verpleegkundige.

5.2 Het college ziet aanleiding de beide klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

Gelet op het hiervoor onder 5.1 overwogene was het niet aan verweerder om op enigerlei wijze - laat staan actief - stelling te nemen tegen de keuze van de behandelend psychiater ten aanzien van het medicijngebruik en evenmin ten aanzien van het wel of niet voorschrijven van het middel Parnate. Er was ook geen aanleiding voor een (drie)gesprek daaromtrent. Evenmin was het aan verweerder om op enigerlei wijze te oordelen over de vraag of bij klaagster ECT geïndiceerd was. Die verantwoordelijkheid lag ook geheel bij de behandelend psychiater. Verweerder valt in deze tuchtrechtelijk derhalve niets te verwijten. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet BIG worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster heeft in hoger beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht. Klaagster concludeert, naar het Centraal Tuchtcollege begrijpt, tot gegrondverklaring van haar klacht.

4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en

W.J.B. Hauwert en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2014.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.