ECLI:NL:TGZCTG:2014:341 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.446
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:341 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2014 |
Datum publicatie: | 20-11-2014 |
Zaaknummer(s): | c2013.446 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundige - Klager verblijft in een Forensisch Psychiatrisch centrum op basis van een strafrechtelijke maatregel van tbs met dwangverpleging. Verweerster is als sociotherapeute werkzaam in dat centrum. Op enig moment heeft verweerster aan klager een nieuw astmapompje overhandigd. Klager verwijt verweerster dat toen hij haar had aangegeven dat zijn astmamedicatie op was, hij een paar uur heeft moeten wachten op de nieuwe medicatie. Ook is hij het er niet mee eens dat verweerster hem heeft gezegd dat hij zelf verantwoordelijk was voor het beschikbaar zijn van de medicatie door van te voren aan te geven dat de medicatie bijna op was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.446 van:
A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. E.J. van der Stel te Haarlem,
tegen
C., verpleegkundige, werkzaam te B.,
verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. I.E. Kruit
te Venray.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 17 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C.- hierna de verweerster - een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 september 2013, onder nummer 12179a, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2013.444, C2013.447 en C2013.264 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 september 2014, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. E.J. van der Stel, en verweerster, bijgestaan door mr. I.E. Kruit.
Mr. Kruit heeft de standpunten van verweerster toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“ 2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klager verblijft in FPC D. te B.. Verweerster is als verpleegkundige en sociotherapeute werkzaam op de afdeling waar klager verblijft.
Klager heeft op 12 oktober 2012 om 9.00 uur aan een collega van verweerster aangegeven dat zijn medicatie, een astmapompje, leeg was en heeft hij verzocht om een nieuwe dosering. Aangezien deze medicatie bij de Medische Dienst van de instelling niet op vooraad was, is de medicatie bij de apotheek besteld en diezelfde dag nog afgeleverd. ’s Avonds om 20.30 uur heeft verweerster aan klager een nieuw astmapompje overhandigd.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster dat zij klager zijn astmapompje te laat heeft gegeven, aangezien hij toen zijn astmamedicatie op was, hij een paar uur heeft moeten wachten op een nieuw astmapompje. Voorts is hij het er niet mee eens dat verweerster hem heeft gezegd dat klager zelf verantwoordelijk was voor het beschikbaar zijn van de medicatie, omdat hij van tevoren had moeten aangeven dat de medicatie bijna op was.
4. Het standpunt van verweerster
Klager gebruikt zijn medicatie op ‘zonodig’ basis, zodat alleen hijzelf kan bijhouden wanneer de medicatie (bijna) op is. Van klager mag worden verwacht dat hij de Medische Dienst een redelijke termijn geeft om ervoor te zorgen te dragen dat hij het nieuwe medicijn tijdig ontvangt. Klager heeft echter pas aangegeven dat hij nieuwe medicatie nodig had op het moment dat dit al op was. Zodra de medicatie binnen was gekomen heeft verweerster deze aan klager uitgereikt. Verweerster bestrijdt dat de klachten van klager dusdanig spoedseisend waren dat hij direct de medicatie nodig had.
5. De overwegingen van het college
Gelet op de wijze waarop klager gebruik maakt van zijn medicatie (op ‘zonodig’ basis), mag van hem in redelijkheid worden verlangd dat hij zelf tijdig signaleert wanneer de medicatie bijna op is. Nu in het onderhavige geval de medicatie direct nadat klager hier om had gevraagd bij de apotheek is besteld en verweerster, nadat deze medicatie nog dezelfde dag was geleverd en deze onverwijld aan klager ter beschikking heeft gesteld, komt het college tot het oordeel dat verweerster niet onzorgvuldig of nalatig jegens klager heeft gehandeld.
Evenmin kan verweerster een verwijt worden gemaakt van haar verzoek aan klager om zelf tijdig te melden dat zijn medicatie (bijna) op is. Dit verzoek is in het licht van de wijze waarop klager zijn medicatie gebruikt naar het oordeel van het college niet onredelijk.
De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. D.A. Polhuis en drs. H.G.M. Menke, leden- beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting
van 20 november 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.