ECLI:NL:TGZCTG:2014:340 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.444

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:340
Datum uitspraak: 20-11-2014
Datum publicatie: 20-11-2014
Zaaknummer(s): c2013.444
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige - Klager verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum op basis van een strafrechtelijke maatregel van tbs met dwangverpleging. Verweerster is als sociotherapeute werkzaam in dat centrum. Op enig moment heeft verweerster de kamer van klager bezocht voor een regulier onderzoek. Zij heeft het kapotte, gescheurde matras van klager meegenomen en aan klager een andere matras aangeboden, afkomstig uit een separeercel. Klager verwijt verweerster dat zij hem een vervangend gebruikt matras heeft gegeven met bloedspatten en een brandgat. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.444 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. E.J. van der Stel te Haarlem,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. I.E. Kruit te Venray.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 12 februari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de verweerster - een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 september 2013, onder nummer 1334, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2013.446, C2013.447 en C2013.264 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 september 2014, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. E.J. van der Stel, en verweerster, bijgestaan door mr. I.E. Kruit.

Mr. Kruit heeft de standpunten van verweerster toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager verblijft sinds april 2011 in Forensisch Psychiatrisch Centrum D. op basis van een strafrechtelijke maatregel van tbs met dwangverpleging. Verweerster is als sociotherapeute in dienst van D. en maakt deel uit van het multidisciplinaire behandelteam rondom klager.

Op 8 februari 2013 heeft verweerster klager in diens kamer bezocht voor een regulier onderzoek van die kamer. Bij dit onderzoek is de kapotte, gescheurde matras van klager meegenomen en is aan klager een andere matras aangeboden die afkomstig was uit de separeercel.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij hem een vervangend matras heeft gegeven uit de separeercel terwijl daar bloedspatten en een brandgat in zaten. Klager meent dat volgens de hoofdsociotherapeut het niet is toegestaan om hygiënische redenen om matrassen te wisselen als die uit een andere ruimte afkomstig zijn. Klager geeft aan zeer astmatisch te zijn en daarvoor medicatie te gebruiken en ook zeer allergisch te zijn. Klager merkt op dat verweerster met betrekking tot deze klacht en ook in het algemeen leugens vertelt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerster heeft bij het regulier kameronderzoek samen met haar collega geconstateerd dat de aanwezige matras op meerdere plaatsen was gescheurd. Omdat in een gescheurde matras contrabande verborgen kan worden, heeft verweerster de matras willen vervangen. Omdat geen nieuw matras voorradig was, is een matras uit de separeerruimte gehaald. Verweerster en haar collega hebben deze matras gecontroleerd en, in ongeschonden staat, ontsmet en aan klager overhandigd. Verweerster heeft daarbij klager toegezegd dat een nieuw matras zou worden besteld. Klager heeft zich een kwartier later gemeld met de opmerking dat er bloedvlekken en een brandgat in de matras zaten. Verweerster en haar college hebben de matras in het bijzijn van klager opnieuw schoongemaakt, waarbij zij toen noch daarvoor de aanwezigheid van bloedvlekken of een brandgat hebben geconstateerd.

Verweerster maakt kenbaar dat zij de onbetamelijke schrijfstijl van klager in zijn klaagbrief niet passend vindt in de onderhavige procedure en hoopt op een soortgelijk standpunt van het college daaromtrent.

5. De overwegingen van het college

Verweerster heeft als sociotherapeute onder meer tot taak de behandeldoelen, zoals opgesteld door de behandelverantwoordelijken, uit te voeren. Een onderzoek aan de persoonlijke verblijfsruimte van tbs-ers kan deel uitmaken van de uitvoering van gedelegeerde bevoegdheden krachtens de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. Op die grond heeft verweerster een kamerinspectie uitgevoerd en heeft zij besloten de kapotte en gescheurde matras voor een ongeschonden matras te vervangen. Het college kan niet inzien op welke wijze verweerster van deze handelwijze een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Over het in de klacht naar voren gebrachte verwijt dat de aangeboden matras bloedvlekken en een brandgat bevatte, lopen de lezingen van klager en verweerster uiteen.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden.

Het voorgaande berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Het college kan dan ook niet vaststellen wat de staat is geweest van de aangeboden matras. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

Verweerster heeft het college voorts verzocht een uitspraak te doen over de onbetamelijke bewoordingen van klager in zijn klaagbrief. Hoezeer het college begrip heeft voor het feit dat verweerster de door klager gebruikte formulering en aantijgingen als onaangenaam ervaart, en hoezeer ook partijen de verplichting hebben hun standpunten op zakelijke en correcte wijze naar voren te brengen, is er in het tuchtrecht geen plaats om een oordeel te geven over verwijten van verweerster aan klager.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. D.A. Polhuis en drs. H.G.M. Menke, leden- beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 20 november 2014. Voorzitter w.g Secretaris w.g.