ECLI:NL:TGZCTG:2014:282 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.207

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:282
Datum uitspraak: 08-07-2014
Datum publicatie: 08-07-2014
Zaaknummer(s): c2013.207
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij, naar aanleiding van een telefoongesprek waarin klaagster aan de verpleegkundige heeft verteld dat sprake was van een positieve zwangerschapstest, ten onrechte heeft geconcludeerd dat de zuigcurretage volledig was uitgevoerd en geen nadere actie of controle is uitgevoerd, waardoor niet is geconstateerd dat de zwangerschap niet volledig was afgebroken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Hoger beroep klaagster verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.207 van:

A., wonende te B.,appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. I. Alderlieste, advocaat te Rotterdam,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te B.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. W.L. Kastelein, advocaat te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klaagster - heeft op 3 april 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te

's-Gravenhage tegen C. – hierna: de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 9 april 2013, onder kenmerk 2012-062b heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 13 mei 2014, waar klaagster en de verpleegkundige zijn verschenen, beiden bijgestaan door hun gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Klaagster wendde zich op 10 januari 2011 tot D. voor een abortus. Op 18 januari 2011 is in D. een zuigcurettage bij klaagster verricht. Er was op dat moment sprake van een zwangerschap volgens de laatste echo van 7 weken en 3 dagen en een uterus met een sterke retroflexio ligging. Klaagster is voor de ingreep geïnformeerd dat er een kans bestond op mislukken van de zuigcurettage in welk geval een echo en nabehandeling nodig zouden zijn.

Na de uitvoering van de zuigcurettage heeft de verpleegkundige, werkzaam bij D., afgesproken dat klaagster op 9 februari 2011 een zwangerschapstest zou uitvoeren en een afspraak gemaakt met klaagster voor telefonische nacontrole op dezelfde dag. Klaagster heeft op 8 februari 2011 een zwangerschapstest uitgevoerd. Op 9 februari 2011 heeft de verpleegkundige contact opgenomen met klaagster, waarna geen aanleiding werd gezien om klaagster te laten terugkomen voor onderzoek.

Vanwege aanhoudende klachten heeft klaagster haar huisarts geraadpleegd, die klaagster op 23 maart 2011 verwees naar het ziekenhuis. Daar werd geconstateerd dat klaagster 16 à 17 weken zwanger was, waarop klaagster besloot deze zwangerschap door te zetten. Op 13 mei 2011 is klaagster spontaan bevallen van een zoontje. Klaagsters zoontje is op 26 mei 2011 overleden.

3. De klacht

Klaagster stelt dat zij tijdens het telefoongesprek op 9 februari 2011 aan de verpleegkundige heeft verteld dat er sprake was van een positieve zwangerschapstest. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat naar aanleiding daarvan ten onrechte is geconcludeerd dat de zuigcurettage volledig was uitgevoerd en geen nadere actie of controle is uitgevoerd. Daardoor is niet geconstateerd dat de zwangerschap niet volledig was afgebroken.

4. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige heeft de verwijten van klaagster gemotiveerd bestreden. De verpleegkundige stelt dat klaagster in het telefoongesprek op 9 februari 2011 desgevraagd vertelde dat er sprake was van een negatieve uitslag van de zwangerschapstest. Er was daarom geen aanleiding om nadere actie te ondernemen althans om klaagster te laten terugkomen voor controle.

5. De beoordeling

Het staat vast dat naar aanleiding van het telefoongesprek op 9 februari 2011 geen nadere actie is ondernomen, hoewel klaagster zoals later bleek ondanks de uitgevoerde zuigcurettage nog zwanger was.

Partijen verschillen van mening over de gang van zaken tijdens het telefoongesprek op 9 februari 2011. Klaagster stelt dat zij in dit gesprek aan de verpleegkundige heeft verteld dat de uitkomst van de zwangerschapstest positief was, terwijl de verpleegkundige heeft toegelicht dat zij desgevraagd van klaagster vernam dat de uitkomst negatief was. Klaagster heeft in verband met haar lezing van dit gesprek een verklaring van haar moeder overgelegd. Uit de verklaring van klaagsters moeder volgt dat zij vernam dat klaagster in het betreffende telefoongesprek vertelde over een positieve uitkomst van de zwangerschapstest. De lezing van de verpleegkundige van hetzelfde gesprek wordt ondersteund door haar aantekeningen in het medisch dossier, waarin staat vermeld dat er sprake was van een negatieve uitkomst van de zwangerschapstest. Het College heeft geen aanleiding om aan de lezing van een van de partijen van het besprokene tijdens het telefoongesprek op 9 februari 2011 meer waarde toe te kennen dan aan die van de ander.

Het College kan op basis daarvan derhalve niet vaststellen dat de verpleegkundige tekort is geschoten in de zorg, door klaagster na het gesprek op 9 februari 2011 niet voor nader onderzoek te laten terugkomen.

Het College heeft geen aanwijzingen dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de verpleegkundige. De klacht van klaagster is daarom ongegrond.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster heeft in hoger beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht. Zij stelt zich onder meer op het standpunt dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte heeft geoordeeld dat het geen aanleiding heeft om aan de lezing van een van partijen ten aanzien van het besprokene tijdens het telefoongesprek op 9 februari 2011 meer waarde toe te kennen dan aan die van de ander. Klaagster voert aan dat aan haar verklaring wel degelijk meer waarde moet worden toegekend, omdat haar moeder getuige was van het gesprek en er geen enkel belang bestond om tijdens het gesprek ten onrechte te melden dat de zwangerschapstest negatief was. Klaagster concludeert tot gegrondverklaring van haar klacht.

4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft onder meer aangevoerd dat zij het uitgesloten acht dat zij, indien klaagster tijdens het telefoongesprek had meegedeeld dat de zwangerschapstest positief was, in het dossier het tegenovergestelde zou hebben genoteerd en dat zij in dat geval aan klaagster zou hebben gemeld dat zij niet naar de kliniek hoefde te komen omdat zij niet zwanger kon zijn.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat ook in hoger beroep de lezing van klaagster met betrekking tot hetgeen is besproken tijdens het telefoongesprek, welke lezing wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder en door het gegeven dat klaagster inderdaad zwanger was ten tijde van het gesprek, niet verenigbaar is met de lezing van de verpleeg­kundige, welke lezing ondersteund wordt door de gespreksaantekeningen in het medisch dossier, waarvan als onbestreden vast staat dat die op andere punten – zoals het feit dat klaagster bij de huisarts was geweest en dat deze haar nog wilde zien – juist zijn. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat het even onaannemelijk is dat klaagster tijdens het telefoongesprek ten onrechte zou hebben meegedeeld dat de zwanger­schapstest negatief was of dat haar moeders verklaring over wat zij gehoord heeft in strijd met de waarheid is, als dat de verpleegkundige - voor wie de essentie van het gevoerde telefoongesprek juist bestond uit het uitvoeren van de afgesproken nacontrole – ondanks een andersluidende mededeling van klaagster ten onrechte in het dossier zou hebben aangetekend dat de zwangerschapstest negatief was. Ook in hoger beroep moet het oordeel daarom zijn dat geen aanleiding bestaat meer gewicht toe te kennen aan de lezing van de ene dan wel de andere partij en dat dus onduidelijk is gebleven wat er in het betrokken telefoongesprek nu precies door klaagster is gezegd. Daaruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. M. Wigleven en

mr. R.A. van der Pol, leden juristen en W.J.B. Hauwert, P. Nieuwenhuizen-Berkovits,

dr. J.C.M. van Huisseling en dr. P.J.Q. van der Linden, leden beroepsgenoten en

mr. M.H. van Gool, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2014.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.