ECLI:NL:TGZCTG:2014:280 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.101
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:280 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-07-2014 |
Datum publicatie: | 08-07-2014 |
Zaaknummer(s): | c2013.101 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Betreft klacht tegen verpleegkundige, werkzaam voor een consultatiebureau, en vanaf de geboorte van de dochter van klagers nauw betrokken geweest bij het gezin. In oktober 2010 werd de verpleegkundige door het AMK geïnformeerd over een melding van de kinderarts in juni 2010. Daarna heeft de verpleegkundige informatie over het gezin van klagers aan het AMK verstrekt, zonder voorafgaande toestemming van klagers. De klacht houdt in dat de verpleegkundige zonder toestemming van klagers, respectievelijk zonder aanwijzingen voor (direct) gevaar voor de kinderen of de zorgverlener, informatie aan het AMK heeft verstrekt. Daarnaast is ten onrechte melding gemaakt van een minimalistische woonsituatie en over een veronderstelde sociaal-emotionele situatie van klaagster en financiële problemen. Een en ander is niet geuit in gesprekken met de verpleegkundige en klagers en de privacy van klagers gezin is hiermee geschaad. Het RTG Den Haag wijst de klacht af. Het CTG verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.101 van:
A. en B., wonende te C., appellanten, klagers in eerste aanleg,
tegen
D., verpleegkundige, werkzaam te E., verweerster in beide instanties, gemachtigde mr. P. van den Berg.
1. Verloop van de procedure
A. en B. - hierna klagers - hebben op 16 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen D. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 4 december 2012, onder nummer 2011-158a, heeft dat College de klacht afgewezen.
Klagers zijn van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 mei 2014, waar is verschenen de verpleegkundige, bijgestaan door mr. P. van den Berg. Klagers zijn – zonder bericht van verhindering - niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
De verpleegkundige is werkzaam voor het F. te E. en was vanaf de geboorte van klagers dochter in juli 2002 nauw betrokken bij het gezin van klagers.
In oktober 2010 werd de verpleegkundige door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) geïnformeerd over een melding van de huisarts. Daarna heeft de verpleegkundige informatie over het gezin van klagers aan het AMK verstrekt, zonder voorafgaande toestemming van klagers.
3. De klacht
De klacht behelst in de kern het verwijt dat de verpleegkundige zonder toestemming van klagers respectievelijk zonder aanwijzingen voor (direct) gevaar voor de kinderen of de zorgverlener informatie aan het AMK heeft verstrekt. Daarnaast is ten onrechte melding gemaakt van een minimalistische woonsituatie en over een veronderstelde sociaal-emotionele situatie van klaagster en financiële problemen. Een en ander is niet geuit in gesprekken met de verpleegkundige en klagers alsmede de privacy van klagers gezin is hiermee geschaad.
4. Het standpunt van de verpleegkundige
De verpleegkundige heeft haar betrokkenheid bij de behandeling en de achtergrond van het verstrekken van informatie aan het AMK en het juridisch kader uitvoerig toegelicht. De verpleegkundige heeft gesteld dat zij na een afweging van alle betrokken belangen op zorgvuldige wijze heeft besloten informatie over klagers aan het AMK te verstrekken. Deze informatie heeft de verpleegkundige gebaseerd op haar eigen bevindingen tijdens de bezoeken aan klagers gezien en op mededelingen van klagers, zoals deze zijn vastgelegd in het dossier. De verpleegkundige heeft hiermee het beste voor klagers en hun kinderen voor ogen gehad.
5. De beoordeling
Het beroep van de verpleegkundige op niet-ontvankelijkheid van klagers, omdat zij verzuimd hebben de voornamen en geboortedata van de betreffende patiënten te vermelden, wordt verworpen. Die eis wordt niet gesteld.
De verpleegkundige heeft gesteld dat zij conform het Intern Protocol Vermoeden Kindermishandeling de regionale aandachtsfunctionaris kindermishandeling heeft geconsulteerd en vervolgens informatie heeft verstrekt aan het AMK. De verpleegkundige heeft toegelicht hiermee gehandeld te hebben conform artikel 53 lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg alsmede volgens de richtlijnen van de V&VN meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld, waaruit volgt dat verpleegkundigen het recht hebben om het AMK desgevraagd alle informatie te verstrekken die nodig is voor het onderzoek of voor het stoppen van kindermishandeling.
Het College is gelet op het feit dat de verpleegkundige heeft gehandeld vanwege een door het AMK vermeld vermoeden van kindermishandeling, niet onzorgvuldig heeft gehandeld door na de door haar uitgevoerde belangenafweging en overleg met de aandachtsfunctionaris de betreffende informatie voor het onderzoek aan het AMK te verstrekken. Dat de verstrekte informatie onjuist was is overigens niet gebleken. Gezien het vorenstaande komt het College tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden. Dit echter in dier voege, dat het niet de huisarts is geweest die een melding heeft gedaan aan het AMK, zoals het Regionaal Tuchtcollege heeft opgenomen in de tweede volzin onder de feiten, maar de kinderarts. Deze melding is gedaan in juni 2010.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure
4.1 Klagers stellen zich in hoger beroep - kort samengevat - op het standpunt dat het Regionaal Tuchtcollege de zaak niet juist heeft beoordeeld en ten onrechte hun klacht heeft afgewezen. Zij voeren hiertoe aan dat het Regionaal Tuchtcollege voorbij gegaan is aan het feit dat er geruime tijd zat tussen de melding door de kinderarts aan het AMK en het verzoek van het AMK aan de verpleegkundige om informatie. Het verstrijken van een dergelijk lange periode maakt, volgens klagers, dat er geen noodzaak bestond om direct en zonder voorafgaand overleg met klagers informatie aan het AMK te verstrekken.
4.2 De verpleegkundige voert verweer en concludeert tot verwerping van het hoger beroep.
Beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat het hoger beroep slechts is gericht tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de verpleegkundige niet onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder toestemming van klagers informatie te verstrekken aan het AMK. Het hoger beroep richt zich niet tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege omtrent de inhoud van de verstrekte informatie.
4.4 Bij de beoordeling van het verwijt van klagers dat de verpleegkundige haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door zonder hun toestemming informatie te verstrekken aan het AMK, wordt het volgende vooropgesteld.
4.5 Krachtens artikel 7:457 BW mag een hulpverlener in beginsel geen inlichtingen over de patiënt verstrekken aan derden dan met toestemming van de patiënt. Doorbreking van het beroepsgeheim kan onder omstandigheden evenwel gerechtvaardigd zijn indien er sprake is van een conflict van plichten. Het gaat daarbij om situaties waarin een ander belang zwaarder weegt dan het belang van de betrokkene bij het bewaren van het geheim. Zo is in artikel 53 lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg bepaald dat een hulpverlener zonder toestemming van diegene die het betreft inlichtingen kan verstrekken aan het AMK, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken. Op grond van artikel 53 lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg dient er derhalve niet alleen sprake te zijn van een situatie waarin kindermishandeling aan de orde is of waarin sprake is van een redelijk vermoeden daarvan, maar dient de hulpverlener zich er bovendien van te vergewissen of het verstrekken van inlichtingenin de voorliggende kwestie noodzakelijk is.
4.6 Klagers hebben zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de noodzaak tot het direct en zonder voorafgaand overleg verstrekken van informatie niet aanwezig was, nu er geruime tijd zat tussen de melding door de kinderarts aan het AMK en het verzoek van het AMK aan de verpleegkundige om informatie. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft de verpleegkundige ter zitting overtuigend toegelicht dat het tijdsverloop tussen de melding en het verzoek om informatie het gevolg was van de werkwijze van en achterstanden bij het AMK, maar dat dit niet afdoet aan de urgentie die zij, in het door haar ervaren conflict van plichten, heeft gevoeld om, met voorbijgaan aan het inlichten van klagers, informatie te verstrekken aan het AMK in het kader van het onderzoek. Het door de verpleegkundige gestelde komt het Centraal Tuchtcollege zeer aannemelijk voor en is onweersproken gebleven. Een en ander geldt temeer nu de verpleegkundige van het AMK te horen had gekregen dat klagers geen toestemming hadden willen geven aan het AMK om de verpleegkundige te benaderen voor het vertrekken van inlichtingen.
4.7 Het Centraal Tuchtcollege acht het handelen van de verpleegkundige onder de gegeven omstandigheden te rechtvaardigen en is van oordeel dat haar beslissing om het beroepsgeheim te doorbreken na voldoende zorgvuldige afweging, conform de meldcode kindermishandeling van de V&VN tot stand is gekomen. Die zorgvuldigheid komt mede tot uiting in het voorafgaande overleg met de regionale aandachtsfunctionaris kindermishandeling, tevens arts op het F. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is de noodzaak tot het verstrekken van informatie zonder toestemming van klagers, ondanks het tijdsverloop tussen de melding en het verzoek om informatie, genoegzaam gebleken. Dit leidt tot het oordeel dat de verpleegkundige geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.
4.8 Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal op de voet van artikel 71 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en op na te melden wijze publicatie worden gelast van deze beslissing.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aangeboden aan de tijdschriften Nursing, Tijdschrift voor Verpleegkundigen (TvZ) en Bijzijn met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. G.P.M. van den Dungen en mr. A.R.O. Mooy, leden juristen en drs. D.A.Polhuis en P van der Zee, leden beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting
van 8 juli 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.