ECLI:NL:TGZCTG:2014:258 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.363

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:258
Datum uitspraak: 24-06-2014
Datum publicatie: 26-06-2014
Zaaknummer(s): c2013.363
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het principaal beroep niet-ontvankelijk en vernietigd in het incidenteel beroep de bestreden beslissing en verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.363 van:

A., wonende te B., appellante in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep, klaagster in eerste aanleg,

tegen

I., psychiater, gevestigd te B., verweerder in het principaal hoger beroep, appellant in het incidenteel hoger beroep,

verweerder in eerste aanleg, gemachtigde:

mr. drs. P.A. de Zeeuw, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 16 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen I. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van

3 september 2013, onder nummer G2012/17 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Tegen het ontbreken van een beslissing over klaagsters ontvankelijkheid ten aanzien van de tweede tuchtnorm, heeft hij incidenteel beroep ingesteld. Klaagster heeft een verweerschrift in incidenteel beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2013.190, C2013.266, C2013.277 en C2013.278 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 april 2014, waar zijn verschenen klaagster en de psychiater, bijgestaan door mr. drs. de Zeeuw.

Klaagster en mr. drs. De Zeeuw hebben de wederzijdse standpunten ter zitting nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

Klaagster is sinds 2006 in zorg bij het Psychosencircuit van de GGZ-D. te B. vanwege een schizoaffectieve stoornis. Verweerder is als psychiater werkzaam bij GGZ-D..

3. De klachten

Klaagster verwijt verweerder incompetentie en machtsmisbruik, omdat verweerder klaagsters behandelend psychiaters zou hebben gesteund in een rechtszaak. In de derde plaats verwijt klaagster verweerder gebrek aan leiderschap, omdat verweerder naar klaagsters mening het oordeel van haar behandelend psychiaters blindelings gevolgd zou hebben.

4. Het verweer

Verweerder stelt primair dat klaagster in haar klachten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij haar nooit zorg heeft verleend. Evenmin is volgens verweerder sprake geweest van enig handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Subsidiair heeft verweerder inhoudelijk verweer gevoerd.

5. De beoordeling van de klacht

5.1. Klaagster heeft, ondanks het feit dat zij hiertoe in de gelegenheid is gesteld, niet weersproken dat zij geen behandelrelatie heeft gehad met verweerder. Op grond hiervan kan de klacht niet worden beoordeeld aan de hand van de eerste tuchtnorm, die van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

5.2. Indien en voor zover het optreden van verweerder al kan worden getoetst aan de tweede tuchtnorm, die van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b, van genoemde wet geldt het volgende.

5.3. Nu verweerder de klacht in alle onderdelen heeft weersproken en klaagster haar klacht op geen enkele wijze (nader) heeft onderbouwd acht het College de klacht om deze reden kennelijk ongegrond.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In het principaal hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep. De psychiater heeft in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing en niet-ontvankelijk verklaring van klaagster in haar klacht.

4.2 In het principaal hoger beroep volgt het Centraal Tuchtcollege de psychiater in zijn verweer. Op grond van artikel 73 lid 2 van de Wet BIG in verbinding met artikel 19 lid 1 onder c Tuchtrechtbesluit BIG dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Bij brief van 23 oktober 2013 heeft het Centraal Tuchtcollege klaagster bericht dat het Centraal Tuchtcollege (voorshands) van oordeel was dat haar beroepschrift geen gronden bevatte en klaagster de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen door de redenen van haar beroep (uiterlijk op 19 november 2013) schriftelijk aan te vullen. Nu het aanvullend beroepschrift van klaagster zoals zij dit op 30 oktober 2013 (tijdig) bij het Centraal Tuchtcollege heeft ingediend, noch letterlijk noch redelijkerwijs kan worden opgevat als de aanvullende beroepsgronden waarom door het Centraal Tuchtcollege is verzocht, zal klaagster niet-ontvankelijk worden verklaard in het principaal beroep.

4.3 In het incidenteel hoger beroep dient het Centraal Tuchtcollege de vraag te beantwoorden of hetgeen klaagster de psychiater verwijt, handelen of nalaten oplevert dat kan worden getoetst aan de tuchtnormen van artikel 47 Wet BIG en zo ja, of de psychiater in strijd met die normen heeft gehandeld. De tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 Wet BIG betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten (de eerste tuchtnorm), maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG, de tweede tuchtnorm).

4.4 Evenals het Regionaal Tuchtcollege, komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat van een behandelrelatie tussen de psychiater en klaagster geen sprake is geweest zodat het Centraal Tuchtcollege niet toekomt aan een verdere beoordeling en toetsing aan de eerste tuchtnorm.

4.5 Ten aanzien van de tweede tuchtnorm heeft het Regionaal Tuchtcollege weliswaar overwogen dat klaagster haar beide klachtonderdelen op geen enkele wijze (nader) heeft onderbouwd, maar nagelaten een beslissing te nemen over klaagsters ontvankelijkheid in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de beide klachtonderdelen van klaagster (voldoende) feitelijke onderbouwing ontberen, met het gevolg dat niet is voldaan aan artikel 4 lid 1 sub b Tuchtrechtbesluit BIG (kort samengevat dat een klaagschrift de klacht en de feiten en gronden waarop deze berust dient te bevatten). Dit betekent dat het incidenteel beroep slaagt, dat klaagster niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar klacht en het Centraal Tuchtcollege niet toekomt aan een verdere beoordeling en toetsing aan de tweede tuchtnorm.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

in het principaal hoger beroep:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

in het incidenteel hoger beroep:

vernietigt de bestreden beslissing;

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M van Altena, voorzitter,

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

drs. M. Drost en prof.dr. P.P.G. Hodiamont, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2014.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.