ECLI:NL:TGZCTG:2014:255 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.278
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:255 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-06-2014 |
Datum publicatie: | 26-06-2014 |
Zaaknummer(s): | c2013.278 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het principaal beroep niet-ontvankelijk en vernietigd in het incidenteel beroep de bestreden beslissing en verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.278 van:
A., wonende te B., appellante in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
klaagster in eerste aanleg,
tegen
H., psychiater, gevestigd te B., verweerder in het principaal hoger beroep, appellant in het incidenteel hoger beroep,
verweerder in eerste aanleg, gemachtigde:
mr. drs. P.A. de Zeeuw, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 18 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen H. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 mei 2013, onder nummer G2013/12 heeft dat College de klacht ongegrond verklaard. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.
De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Tegen het ontbreken van een beslissing over klaagsters ontvankelijkheid ten aanzien van de tweede tuchtnorm, heeft hij incidenteel beroep ingesteld. Klaagster heeft een verweerschrift in incidenteel beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2013.190, C2013.363, C2013.266 en C2013.277 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 april 2014, waar zijn verschenen klaagster en de psychiater, bijgestaan door mr. drs. de Zeeuw. Klaagster en mr. drs. de Zeeuw hebben de wederzijdse standpunten ter zitting nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Klaagster is sinds juni 2011 enige tijd bij GGZ-D. opgenomen geweest wegens een schizo affectieve stoornis.
3. De klacht
De klacht luidt dat H. subjectief is geweest in het wegen van de belangen van de psychiaters C. en G. tegenover die van klaagster. In de tweede plaats verwijt klaagster H. incompetentie.
4. Het verweer
Volgens H. heeft hij nooit zorg verleend aan klaagster; hij heeft slechts zitting gehad in de klachtencommissie GGZ-D. Aldus zou klaagster niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar klacht. Subsidiair betwist hij een subjectieve belangenafweging te hebben gemaakt en stelt hij dat klaagster haar klachten op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Klaagster heeft niet weersproken dat zij met verweerder geen behandelrelatie heeft gehad. Dit betekent dat de klacht niet kan worden beoordeeld aan de hand van de eerste tuchtnorm, die van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
5.2 Indien en voor zover het optreden van verweerder al kan worden getoetst aan de tweede tuchtnorm, die van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b, van genoemde wet geldt het volgende.
Verweerder heeft de klacht in beide onderdelen weersproken. Klaagster heeft haar klacht in beide onderdelen op geen enkele wijze (nader) onderbouwd. Het College acht de klacht om deze reden kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In het principaal hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep. De psychiater heeft in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing en niet-ontvankelijk verklaring van klaagster in haar klacht.
4.2 In het principaal hoger beroep volgt het Centraal Tuchtcollege de psychiater in zijn verweer. Op grond van artikel 73 lid 2 van de Wet BIG in verbinding met artikel 19 lid 1 onder c Tuchtrechtbesluit BIG dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Bij brief van 12 augustus 2013 heeft het Centraal Tuchtcollege klaagster bericht dat het Centraal Tuchtcollege (voorshands) van oordeel was dat haar beroepschrift geen gronden bevatte en klaagster de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen door de redenen van haar beroep (uiterlijk op 9 september 2013) schriftelijk aan te vullen.
4.3 Nu klaagster de aanvulling van het beroep op 10 september 2013 (mitsdien te laat) bij het Centraal Tuchtcollege heeft ingediend en klaagster, desgevraagd, ter zitting in hoger beroep geen verklaring heeft kunnen geven waarom deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, wordt klaagster geacht van de mogelijkheid het verzuim te herstellen geen gebruik te hebben gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege zal klaagster daarom niet-ontvankelijk verklaren in het principaal beroep.
4.4 In het incidenteel hoger beroep dient het Centraal Tuchtcollege de vraag te beantwoorden of hetgeen klaagster de psychiater verwijt, handelen of nalaten oplevert dat kan worden getoetst aan de tuchtnormen van artikel 47 Wet BIG en zo ja, of de psychiater in strijd met die normen heeft gehandeld. De tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 Wet BIG betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten (de eerste tuchtnorm), maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG, de tweede tuchtnorm).
4.5 Evenals het Regionaal Tuchtcollege, komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat van een behandelrelatie tussen de psychiater en klaagster geen sprake is geweest zodat het Centraal Tuchtcollege niet toekomt aan een verdere beoordeling en toetsing aan de eerste tuchtnorm.
4.6 Ten aanzien van de tweede tuchtnorm heeft het Regionaal Tuchtcollege weliswaar overwogen dat klaagster haar beide klachtonderdelen op geen enkele wijze (nader) heeft onderbouwd, maar nagelaten een beslissing te nemen over klaagsters ontvankelijkheid in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de beide klachtonderdelen van klaagster (voldoende) feitelijke onderbouwing ontberen, met het gevolg dat niet is voldaan aan artikel 4 lid 1 sub b Tuchtrechtbesluit BIG (kort samengevat dat een klaagschrift de klacht en de feiten en gronden waarop deze berust dient te bevatten). Dit betekent dat het incidenteel beroep slaagt, dat klaagster niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar klacht en het Centraal Tuchtcollege niet toekomt aan een verdere beoordeling en toetsing aan de tweede tuchtnorm.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
in het principaal hoger beroep:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
in het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de bestreden beslissing;
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M van Altena, voorzitter,
mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en
drs. M. Drost en prof.dr. P.P.G. Hodiamont, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2014.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.