ECLI:NL:TGZCTG:2014:254 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.277
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:254 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-06-2014 |
Datum publicatie: | 26-06-2014 |
Zaaknummer(s): | c2013.277 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Nu klaagster de aanvulling van het beroep te laat bij het Centraal Tuchtcollege heeft ingediend, wordt klaagster geacht van de mogelijkheid het verzuim te herstellen geen gebruik te hebben gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.277 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
G., psychiater, verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 16 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen G. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van
28 mei 2013, onder nummer G2012/116 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2013.190, C2013.266, C2013.278 en C2013.363 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 april 2014, waar zijn verschenen klaagster en de psychiater, bijgestaan door mr. drs. de Zeeuw.
Klaagster en mr. drs. de Zeeuw hebben de wederzijdse standpunten ter zitting nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. Vaststaande feiten
Klaagster is sinds 2006 in zorg bij de GGZ-D. te B. vanwege een schizoaffectieve stoornis. Verweerder is als psychiater werkzaam geweest bij GGZ-D. en van 2006 tot en met 2011 betrokken geweest bij de zorgverlening aan klaagster. Daarnaast is verweerder tot mei 2012 nog enkele malen geraadpleegd met het oog op het motiveren van klaagster tot het volgen van de beoogde behandeling.
3. De klachten
Klaagster verwijt verweerder dat hij:
- grensoverschrijdend heeft gehandeld in de zin van het negeren van klaagsters argument dat het leven voor haar onder dwang geen waarde zou hebben;
-misbruik heeft gemaakt van macht door het doen kwijtraken van klaagsters RIBW woonplek;
- haar tegen haar uitdrukkelijke wens in medicatie heeft opgedrongen;
- haar niet begrijpt maar haar emoties psychiatriseert, hetgeen heeft geleid tot een RM-aanvraag.
4. Het verweer
Verweerder heeft tegen de klachten van klaagster inhoudelijk verweer gevoerd, strekkende tot ongegrondverklaring van de klachtonderdelen.
5. De beoordeling
Klaagster heeft onvoldoende omschreven wat zij verweerder precies verwijt, althans zij heeft de klachten onvoldoende onderbouwd. Verweerder heeft de aan hem gerichte verwijten, voor zover nodig bestreden. Het College heeft in de stukken en op de zitting geen aanwijzingen gevonden voor het aannemen van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door verweerder. Het College zal de klachtonderdelen daarom als ongegrond afdoen.
6. Slotsom
De klacht is in alle onderdelen ongegrond. Beslist moet worden als volgt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair voert de psychiater aan dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar beroep, nu zij haar aanvullende beroepsgronden buiten de daarvoor gestelde termijn bij het Centraal Tuchtcollege heeft ingediend. Secundair voert de psychiater aan dat de klacht van klaagster ongegrond is en het beroep daarom dient te worden verworpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege volgt de psychiater in zijn primaire verweer. Op grond van art. 73 lid 2 van de Wet BIG in verbinding met art.19 lid 1 onder c van het Tuchtrechtbesluit BIG dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Bij brief van 12 augustus 2013 heeft het Centraal Tuchtcollege klaagster bericht dat het Centraal Tuchtcollege (voorshands) van oordeel was dat haar beroepschrift geen gronden bevatte en klaagster de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen door de redenen van haar beroep (uiterlijk op 9 september 2013) schriftelijk aan te vullen.
4.4 Nu klaagster de aanvulling van het beroep op 10 september 2013 (mitsdien te laat) bij het Centraal Tuchtcollege heeft ingediend en klaagster, desgevraagd, ter zitting in hoger beroep geen verklaring heeft kunnen geven waarom deze termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, wordt klaagster geacht van de mogelijkheid het verzuim te herstellen geen gebruik te hebben gemaakt.
4.5 Op grond van vorenstaande dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M van Altena, voorzitter,
mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en
drs. M. Drost en prof.dr. P.P.G. Hodiamont, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2014.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.