ECLI:NL:TGZCTG:2014:239 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.399
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:239 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-06-2014 |
Datum publicatie: | 12-06-2014 |
Zaaknummer(s): | c2013.399 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een huisarts. Verweerder is werkzaam als huisarts. De dochter van klagers was patiënte bij verweerder. Klagers waren geen patiënten bij verweerder. Klagers hebben bij verweerder aangegeven dat zij geïnformeerd wilden worden over de bij hun dochter gestelde diagnose en de aan haar voorgeschreven medicatie en therapie. Verweerder heeft aan klagers te kennen gegeven dat hij hen, zonder expliciete toestemming van hun (meerderjarige) dochter, geen informatie mocht verstrekken. Klagers verwijten verweerder dat hij hen niet te woord heeft willen staan, althans niet open stond voor een andere zienswijze gelet op de psychische toestand van hun dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.399 van:
A., en B., wonende te C., appellanten, klagers in eerste aanleg,
tegen
D., huisarts, werkzaam te E., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. L. Fedder, jurist bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. en B. - hierna klagers - hebben op 3 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen D. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van
19 september 2013, onder nummer 1301a, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Klagers zijn van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 14 mei 2014, waar de arts is verschenen, bijgestaan door
mr. L. Fedder voornoemd. Klagers zijn niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“ 2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerder is werkzaam als huisarts. De dochter van klagers was patiënte bij verweerder.
Klagers waren geen patiënten bij verweerder. Klagers gaven bij verweerder aan dat zij geïnformeerd wilden worden over de bij hun dochter gestelde diagnose en de aan haar voorgeschreven medicatie en therapie. Verweerder gaf klagers te kennen dat hij hen, zonder expliciete toestemming van hun (meerderjarige) dochter, geen informatie mocht verstrekken. Vervolgens stuurden klagers verweerder op 27 november 2012 een brief waarin zij nogmaals aandrongen op informatie. Op 5 en 7 december 2012 liet verweerder per e-mail weten dat klagers hun zienswijze aan hem kenbaar mochten maken, maar dat het verweerder vanwege zijn beroepsgeheim niet was toegestaan om zonder toestemming medische informatie over zijn patiënte aan klagers te verstrekken. Verweerder nodigde klagers uit voor een gesprek. Dit gesprek vond plaats op
11 december 2012. Op 19 december 2012 berichtte verweerder klagers dat hun dochter bereid was om een gesprek met haar ouders aan te gaan, in het bijzijn van een psycholoog. De psycholoog bleek op dat moment met vakantie te zijn tot
2 januari 2013. Klagers hebben toen een klacht bij het tuchtcollege ingediend.
3. Het standpunt van klagers en de klacht
Klagers maken zich ernstige zorgen om de gezondheidstoestand van hun dochter en kleinzoon. Klagers zijn geregeld oppas voor hun kleinzoon en wilden om die reden informatie over de medicatie van hun dochter. Het is niet hun bedoeling geweest om verweerder te vragen zijn beroepsgeheim te schenden, maar klagers wilden de subjectieve selectie van aangeboden informatie doorbreken. Bovendien stond hun dochter niet afwijzend tegenover het afgeven van informatie. Klagers verwijten verweerder dat hij hen niet te woord heeft willen staan, althans niet open stond voor een andere zienswijze gelet op de psychische toestand van hun dochter.
4. Het standpunt van verweerder
Allereerst was het verweerder uit hoofde van zijn geheimhoudingsplicht niet toegestaan om zonder toestemming van zijn patiënte (medische) informatie over haar aan klagers te verschaffen. Indien verweerder dit wel zou doen, dan zou hij klachtwaardig handelen.
Ten tweede heeft verweerder zich wel degelijk bereid getoond om de zienswijze van klagers aan te horen. Tijdens het gesprek van 11 december 2012 hebben klagers hun zorgen met verweerder gedeeld. Het leek verweerder een goed idee als klagers in bijzijn van een psycholoog een gesprek met hun dochter zouden aangaan. Zowel de dochter als de psycholoog konden zich hier in vinden. Het is verweerder niet duidelijk waarom klagers dit gesprek niet hebben willen afwachten en een klacht tegen hem hebben ingediend.
Verweerder is van mening dat hij zich oprecht voor klagers heeft ingespannen door hen aan te horen, hun zorgen serieus te nemen, met hen mee te denken en uiteindelijk te bemiddelen.
5. De overwegingen van het college
De stelling dat verweerder klagers niet te woord heeft willen staan en informatie heeft onthouden, is door verweerder gemotiveerd betwist . Verweerder kon conform zijn beroepsgeheim niets vermelden over hetgeen klagers te weten wilde komen en heeft daar desondanks op passende en professionele wijze een actieve houding richting klagers aan gegeven. Verweerder heeft meermalen de vragen en zienswijze van klagers aangehoord. Vervolgens heeft verweerder klagers, terwijl zij geen patiënt van hem waren, via e-mail te woord gestaan, is hij in gesprek gegaan met klagers en heeft hij aangestuurd op een gesprek met klagers en dochter, waarbij ook een psycholoog aanwezig zou zijn. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dan wel nalaten door verweerder is te dezen niet gebleken. Dat klagers na deze inspanningen van verweerder het gesprek met hun dochter en de psycholoog niet hebben afgewacht, is de keuze van klagers geweest en kan vanzelfsprekend verweerder niet worden tegengeworpen.
Uit het bovenstaande vloeit voort dat de klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep hebben klagers hun klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. C.H.M. van Altena en mr. M.A. van der Ham, leden-juristen en drs. M.G.M. Smid-Oostendorp en
drs. M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2014.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.