ECLI:NL:TGZCTG:2014:235 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.289

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:235
Datum uitspraak: 12-06-2014
Datum publicatie: 12-06-2014
Zaaknummer(s): c2013.289
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de verpleegkundige dat hij ondanks voortdurend door klager geuite klachten de verkeerde medicatie heeft (doen) voorschrijven waardoor medische schade is opgelopen en incorrecte vermeldingen in het patiëntendossier van klager heeft opgenomen waardoor diens privacy niet gewaarborgd is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.289 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. F.A. Weijzen te Amersfoort,

tegen

C., verpleegkundige, wonende te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 12 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 19 februari 2013, onder nummer 11/305vp heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak met nummer C2013.290 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 april 2014, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door zijn gemachtigde en de verpleegkundige, bijgestaan door mr. Kastelein. Klager, zijn gemachtigde en mr. Kastelein hebben de standpunten van partijen ter zitting nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Van maart 2002 tot en met juli 2005 is klager voor bij hem vastgestelde schizofrenie onder behandeling geweest bij verweerder.

2.2 De behandeling bestond uit het voeren van gesprekken, alsmede het verkrijgen vandoor een psychiater voor te schrijven medicatie.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door (1) ondanks geuite voortdurende klachten de verkeerde medicatie voor te schrijven waardoor medische schade is opgelopen (2) incorrecte vermeldingen in het patiëntendossier van klager op te nemen, waardoor diens privacy niet gewaarborgd is en (3) zich voor te doen alsof hij de hoedanigheid van psychiater had, terwijl hij verpleegkundige was.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt het college dat het voorschrijven van medicatie primair de verantwoordelijkheid van de behandelend psychiater is. Gelet daarop behoorde het niet tot de verantwoordelijkheid van verweerder om de voorgeschreven medicatie (opnieuw) te beoordelen. Voorts is onvoldoende gebleken dat te weinig aandacht is besteed aan de door klager geuite klachten. Dat de ziektelast voor klager kennelijk zwaar is geweest doet hier niet aan af. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel overweegt het college het volgende. Er is geen aanwijzing dat de privacy van klager onvoldoende in acht is genomen. Ook is niet komen vast te staan dat het dossier onjuistheden vermeldt van dien aard dat dit een tuchtrechtelijk verwijt zou opleveren. Het tweede klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Met betrekking tot het derde klachtonderdeel wordt overwogen, dat uit de stukken niet blijkt dat verweerder zich als psychiater heeft voorgedaan. Ondanks dat er bij klager kennelijk een onjuiste indruk is ontstaan over de hoedanigheid van klager, kan ook op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder niet worden aangenomen. Het derde klachtonderdeel is dus eveneens ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij, ondanks de voortdurend door klager geuite klachten, de verkeerde medicatie heeft (doen) voorschrijven waardoor klager medische schade heeft opgelopen, incorrecte vermeldingen in het patiëntendossier van klager heeft opgenomen waardoor diens privacy niet is gewaarborgd en zich ten onrechte heeft voorgedaan als psychiater.

4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Klager heeft ter zitting in hoger beroep het klachtonderdeel dat de verpleegkundige zich heeft voorgedaan als psychiater niet langer gehandhaafd. Verder heeft hij het eerste klachtonderdeel aldus toegelicht dat hij de verpleegkundige verwijt dat hij niet actief heeft ingegrepen terwijl de verpleegkundige ervan op de hoogte was dat klager steeds verder achteruitging. Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt. Het klachtonderdeel - daargelaten of het hier om een in hoger beroep niet meer toegelaten uitbreiding van de oorspronkelijk klacht betreft - ziet op de handelwijze van de verpleegkundige in de periode maart 2002 tot en met juli 2005. Blijkens het verhandelde ter zitting geven partijen een heel andere inkleuring aan het behandelcontact in die periode. Door het grote tijdverloop is het thans niet langer mogelijk om exact vast te stellen wat zich destijds heeft voorgedaan gedurende de periode dat klager bij de verpleegkundige in zorg was. Op grond van het overgelegde dossier kan niet worden geoordeeld dat de verpleegkundige zich destijds onvoldoende voor klager heeft ingespannen. Niet is gebleken dat de verpleegkundige medicatie heeft voorgeschreven. Of en in hoeverre klager om wijziging van de medicatie heeft verzocht valt niet meer na te gaan. Het dossier vermeldt daarover niets, behoudens dat klager Semapheeft geweigerd. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij de voorgeschreven medicatie niet wenste in te nemen.

Bij deze stand van zaken kan door het Centraal Tuchtcollege niet geoordeeld worden dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Ten aanzien van de klacht over incorrecte vermeldingen in het patiëntendossier van klager heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep geen ander licht op de zaak geworpen. Dat klager het niet eens is met c.q. zich niet herkent in bepaalde vermeldingen in het dossier maakt niet dat deze incorrect zijn.

4.5 Alles overziend, is het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager dient te worden afgewezen. Het beroep van klager zal derhalve worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M van Altena, voorzitter,

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

P. van der Zee en P. Nieuwenhuizen-Berkovits, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2014.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.