ECLI:NL:TGZCTG:2014:230 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.335

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:230
Datum uitspraak: 03-06-2014
Datum publicatie: 10-06-2014
Zaaknummer(s): c2013.335
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de verpleegkundige dat zij zich tijdens een bespreking met patiënt negatief over klager heeft uitgelaten, hetgeen gevolgen heeft gehad voor het contact tussen klager en patiënt. Klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Voor wat betreft de beoordeling van de klacht, heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.335 van:

A., wonende te B., appellante, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. J.D. Bakker, advocaat te ‘s-Gravenhage,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. M. Niele, als jurist verbonden aan

D..

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft bij klaagschrift van 20 juni 2012, ingekomen op 21 juni 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 juni 2013, onder nummer 2012-107 heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 april 2014, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. Bakker en de verpleegkundige, bijgestaan door mr. Niele. De beide gemachtigden hebben de standpunten van partijen nader toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De klacht

Klager verwijt de verpleegkundige dat zij zich tijdens een bespreking met patiënt, de heer E., negatief over klager heeft uitgelaten, hetgeen gevolgen heeft gehad voor het contact tussen klager en patiënt.

3. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige heeft betwist dat zij zich ten opzichte van de heer E. over het contact tussen klager en patiënt heeft uitgelaten. Voor de inhoud van hetgeen de verpleegkundige met patiënt besproken heeft beroept de verpleegkundige zich op het beroepsgeheim.

4. De beoordeling

Klager stelt dat de verpleegkundige zich negatief heeft uitgelaten over hem tegen patiënt met negatieve gevolgen voor het contact tussen hen beiden hetgeen de verpleegkundige betwist. Het College heeft geen aanwijzingen dat aan de stellingen van klager meer waarde moet worden toegekend dan aan de betwisting daarvan door de verpleegkundige. Daarbij komt dat patiënt zich bij email van 17 juni 2012 van de verwijten van klager heeft gedistantieerd.

Het College kan op basis hiervan niet vaststellen dat de verpleegkundige zich over klager negatief heeft uitgelaten ten opzichte van patiënt of dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake is.

Gezien het vorenstaande komt het College tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft (de gemachtigde van) klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De (gemachtigde van de) verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van klager in zijn klacht, dan wel tot ongegrond verklaring van de klacht en verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege dient allereerst de vraag te beantwoorden of hetgeen klager de verpleegkundige verwijt, handelen of nalaten betreft dat kan worden getoetst aan de tuchtnormen van artikel 47 Wet BIG .

4.4 De tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 Wet BIG betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten (de eerste tuchtnorm) maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm).

4.5 Het Centraal Tuchtcollege is met de verpleegkundige van oordeel dat van een directe zorgrelatie tussen de verpleegkundige en klager geen sprake is (geweest) zodat het Centraal Tuchtcollege niet toekomt aan een beoordeling en toetsing aan de eerste tuchtnorm.

4.6 Anders dan de verpleegkundige is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat hetgeen klager de verpleegkundige verwijt (kort samengevat dat zij de persoon van klager heeft geschaad, door zich als verpleegkundige in haar behandelrelatie met de heer E. negatief over klager uit te laten) wel toetsbaar is aan de tweede tuchtnorm nu er sprake is van een gestelde handelwijze die de individuele gezondheidszorg raakt en waaraan klager een eigen bijzonder belang ontleent. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat klager ontvangen kan worden in zijn klacht.

4.7 Voor wat betreft de beoordeling van de klacht, heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

4.8 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, TvZ Tijdschrift voor verpleegkunde, Nursing en Gezondheidszorg Jurisprudentie met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. J.P. Fokker en

mr. A.R.O, Mooy, leden-juristen, drs. H.G.M. Menke en W.J.B. Hauwert, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

3 juni 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.