ECLI:NL:TGZCTG:2014:223 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.451
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:223 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-05-2014 |
Datum publicatie: | 27-05-2014 |
Zaaknummer(s): | c2013.451 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De klacht is gericht tegen een tandarts. Klager verwijt de tandarts dat deze onzorgvuldig heeft gehandeld door (1) klager fysiek en psychisch te mishandelen door opzettelijk op ondeskundige wijze bitewing foto's te maken waardoor klager hersenbeschadiging heeft opgelopen, (2) na te laten de bij klager aanwezige amalgaamvullingen te vervangen in 2007 en (3) misbruik te maken van voorkennis betreffende een administratieve vergissing in het politiedossier, namelijk dat klager geen man maar een vrouw zou zijn. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Hoger beroep klager verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2013.451 van:
A., wonende te B.,
appellant in beroep, klager in eerste instantie,
tegen
C., tandarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. M.H.M. Mook, verbonden aan
ARAG Rechtsbijstand te Leusden.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna: klager - heeft op 14 augustus 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 3 september 2013, onder nummer 12/315T heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 april 2014, waar de tandarts is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Klager is, met voorafgaande berichtgeving, niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klager is van oktober 2007 tot juli 2011 bij verweerster onder behandeling geweest.
2.2 Op 9 oktober 2007 en 22 september 2009 zijn er bitewingfoto’s gemaakt door verweerster.
2.3 Op 6 januari 2011 is klager gezien door een collega van verweerster die voor zover van belang in het dossier noteerde:”(..) Tzt vervangen oude amalgaamvullingen.”
2.4 Op 15 juli 2011 is het laatste behandelcontact geweest met verweerster.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven en samengevat in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klager behoorde te betrachten door :
1. klager fysiek en psychisch te mishandelen door op opzettelijke ondeskundige wijze bitewing foto’s bij klager te maken waardoor hij hersenbeschadiging heeft opgelopen;
2. na te laten de bij klager aanwezige amalgaamvullingen te vervangen in 2007;
3. misbruik te maken van voorkennis betreffende een administratieve vergissing in het politiedossier, namelijk dat klager geen man, maar een vrouw zou zijn.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt het college als volgt. Verweerster heeft het klachtonderdeel gemotiveerd weersproken. Blijkens het dossier heeft verweerster op twee momenten zogenoemde bitewing foto’s gemaakt. Verweerster heeft daarbij gehandeld volgens de daarvoor geldende professionele standaard. Nu klager niet, althans onvoldoende duidelijk gemaakt heeft dat het handelen van verweerster heeft geleid tot de bij hem beweerdelijk ontstane hersenbeschadiging moet dit klachtonderdeel wegens gebrek aan feitelijke grondslag worden afgewezen.
5.2 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel het volgende. Niet valt in te zien waarom verweerster in 2007 de amalgaamvullingen van klager zou hebben moeten vervangen. Hiervoor bestond op dat moment geen indicatie en derhalve was verweerster zonder verzoek van klager hiertoe niet gehouden. Niet gebleken is dat klager een dergelijk verzoek aan verweerster heeft gedaan. Dit klachtonderdeel wordt derhalve afgewezen.
5.3 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel het volgende. Nu klager onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van dit klachtonderdeel, wordt dit klachtonderdeel wegens gebrek aan feitelijke grondslag afgewezen.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klager heeft in hoger beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot het geven van andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter,
mr. M.A. van der Ham en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en drs. M. Fokke en drs. H.J. van Iterson, leden beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2014.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.