ECLI:NL:TGZCTG:2014:174 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2013.420
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2014:174 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2014 |
Datum publicatie: | 07-05-2014 |
Zaaknummer(s): | C2013.420 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | . |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 Wet BIG in de zaak onder nummer C2013.420 van:
A., wonende te B., verzoeker.
1. Verloop van de procedure
1.1 A. - hierna te noemen verzoeker - heeft op 16 februari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle J., verpleegkundige, een klacht ingediend. Bij beslissing van 22 maart 2013, onder nummer 082/2012 heeft dat College de klacht afgewezen.
1.2 Verzoeker is van die beslissing in hoger beroep gekomen.
1.3 Bij brief van 28 november 2013 heeft het Centraal Tuchtcollege verzoeker bericht dat de termijn waarbinnen beroep moet worden ingesteld is overschreden. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat instellen van beroep voor hem redelijkerwijs niet eerder mogelijk was.
1.4 Bij brief van 9 januari 2014 heeft het Centraal Tuchtcollege verzoeker bericht dat de zaak in raadkamer zal worden behandeld.
1.5 Bij brief, ingekomen op 23 december 2013, heeft verzoeker onder meer het volgende geschreven:
“Aangezien ik geen enkel vertrouwen heb in de leden van het Centraal Medisch Tucht College, die toch maar de hand boven het hoofd gaan houden van de collega psychiaters (kwakzalvers), wraak ik dan ook de volgende leden, die op
16 januari 2014 mijn zaak in de doofpot trachten te stoppen:
1. Rechter heer E.J. van Sandick
2. Rechter mevrouw Gerritsen-Visser
3. Rechter mevrouw Veldhuisen
4. Mevrouw Dr. Schmitz (in de kwakzalverij)
5. Mevrouw Dr. G.M. van der Aalsvoort (in de kwakzalverij)
6. Psychiater mevrouw Drost (in de kwakzalverij)
7. Psychiater de heer Allertz (in de kwakzalverij)”
1.6 Bij brief van 30 januari 2014 heeft het Centraal Tuchtcollege verzoeker bericht dat de leden van de raadkamer van 16 januari 2014 van het Centraal Tuchtcollege niet hebben berust in de wraking, dat deze leden afzien van de mogelijkheid om mondeling door de wrakingskamer te worden gehoord en dat het wrakingsverzoek op
20 maart 2014 ter zitting zal worden behandeld.
1.7 De wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege heeft het wrakingsverzoek van verzoeker behandeld ter terechtzitting van 20 maart 2014, waar verzoeker is verschenen. Ter zitting heeft verzoeker het wrakingsverzoek toegelicht en dit verzoek ingetrokken voor zover het de leden-juristen betreft.
2. Verzoek tot wraking
Verzoeker legt aan het wrakingsverzoek - kort gezegd - ten grondslag dat hij de psychiatrie niet erkent als geneeskundige discipline, dat hij psychiaters en psychologen beschouwt als kwakzalvers en heksenjagers en dat de leden-beroepsgenoten allerlei banden hebben in het vakgebied en daarom hun collega's de hand boven het hoofd zullen houden. Verzoeker heeft daarom geen vertrouwen in de beoordeling van psychiaters en psychologen in een tuchtprocedure en verzoekt de wrakingskamer hen te vervangen door huisartsen.
3. Beoordeling van het verzoek tot wraking
3.1 Ingevolge artikel 63 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) kan een lid van een tuchtcollege, dat voor de behandeling van een zaak zitting heeft in dat college, worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op de leden-beroepsgenoten die op 16 januari 2014 zitting hadden, dit zijn
drs. A.C.L. Allertz, drs. M. Drost, drs. R.M.H. Schmitz en dr. G.M. van der Aalsvoort.
De wrakingskamer dient bij de beoordeling van het wrakingsverzoek, zoals het thans aan de kamer voorligt, de vraag te beantwoorden of zich feiten of omstandigheden voordoen die een voldoende aanwijzing opleveren dat één of meer van de genoemde leden van het Centraal Tuchtcollege partijdig of vooringenomen is danwel of ten aanzien van één of meer van hen een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid of vooringenomenheid bestaat.
3.2 De wrakingskamer beantwoordt deze vraag ontkennend. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd zijn geen aanknopingspunten te vinden dat één of meer van de hiervoor genoemde leden van het Centraal Tuchtcollege partijdig of vooringenomen is dan wel de schijn daarvan heeft gewekt. De door verzoeker geuite bezwaren richten zich immers tegen de beroepsgroep als zodanig. Deze bezwaren zijn in algemene, deels kwalificatieve termen gesteld, en niet nader gespecificeerd noch geïndividualiseerd.
3.3 Gelet op het hiervoor overwogene dient het verzoek tot wraking als ongegrond te worden afgewezen.
3.4 Ter zitting in hoger beroep heeft verzoeker desgevraagd verklaard dat hij ook een volgend College waaraan psychiaters of psychologen als leden-beroepsgenoten deelnemen, zal wraken. Voorts heeft hij bij die gelegenheid toegelicht dat het doel van de wraking is om zijn opvattingen over de psychiatrie voor het voetlicht te brengen en dat hij verwacht dat de wrakingsverzoeken die hij heeft ingediend in deze en elf andere zaken daaraan zullen bijdragen doordat zij zullen opvallen in de jaarcijfers van het Centraal Tuchtcollege. Hij heeft verklaard dat de verzoeken in zoverre symbolisch zijn.
De wrakingskamer is gelet hierop van oordeel dat verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een verzoek tot wraking te doen. De wrakingskamer zal daarom ingevolge het bepaalde in artikel 63 Wet BIG juncto artikel 515 van het wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen. 4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
wijst het verzoek tot wraking van de onder 3.1. genoemde leden van het Centraal Tuchtcollege af;
bepaalt dat behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
beveelt dat de secretaris van de wrakingskamer onverwijlde mededeling doet aan de verzoeker en de leden van het Centraal Tuchtcollege;
bepaalt dat een volgende verzoek ingediend door verzoeker en/of een eventuele gemachtigde tot wraking van het Centraal Tuchtcollege dan wel van een lid van het Centraal Tuchtcollege in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy en
mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en dr. P.J.M. Kil en prof. dr. R.C.M. Pelger, leden- beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van
6 mei 2014. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.